ECLI:NL:HR:2010:BM9611

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01926
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervroegde onteigening van gedeelte perceel en verplichting tot overneming van het overblijvende

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een vonnis van de rechtbank Almelo, waarin de vraag centraal staat of de onteigenende partij verplicht is tot overneming van het overblijvende perceel na vervroegde onteigening. De Hoge Raad verwijst naar het vonnis van de rechtbank van 15 april 2009, waarin de feiten van de zaak zijn uiteengezet. De eiser, wonende te [woonplaats], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de Gemeente Enschede, die als verweerder optreedt. De advocaat van de eiser is mr. H.J.W. Alt, terwijl de Gemeente wordt bijgestaan door mr. M.W. Scheltema en mr. R.T. Wiegerink, advocaat bij de Hoge Raad.

De conclusie van de Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen strekt tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De advocaat van de eiser heeft hierop gereageerd met een brief van 9 juli 2010. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de klachten die in het middel zijn aangevoerd, kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Gemeente zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren en openbaar uitgesproken op 24 september 2010.

Uitspraak

24 september 2010
Eerste Kamer
09/01926
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
DE GEMEENTE ENSCHEDE,
zetelende te Enschede,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Gemeente.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar het vonnis in de zaak 100898 HA ZA 09-311 van de rechtbank Almelo van 15 april 2009.
Het vonnis van de rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Gemeente mede door mr. R.T. Wiegerink, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen strekt tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 9 juli 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 24 september 2010.