ECLI:NL:HR:2010:BM9611
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Vervroegde onteigening van gedeelte perceel en verplichting tot overneming van het overblijvende
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een vonnis van de rechtbank Almelo, waarin de vraag centraal staat of de onteigenende partij verplicht is tot overneming van het overblijvende perceel na vervroegde onteigening. De Hoge Raad verwijst naar het vonnis van de rechtbank van 15 april 2009, waarin de feiten van de zaak zijn uiteengezet. De eiser, wonende te [woonplaats], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de Gemeente Enschede, die als verweerder optreedt. De advocaat van de eiser is mr. H.J.W. Alt, terwijl de Gemeente wordt bijgestaan door mr. M.W. Scheltema en mr. R.T. Wiegerink, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen strekt tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De advocaat van de eiser heeft hierop gereageerd met een brief van 9 juli 2010. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de klachten die in het middel zijn aangevoerd, kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Gemeente zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren en openbaar uitgesproken op 24 september 2010.