ECLI:NL:HR:2010:BM9405
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over niet-ontvankelijkheid benadeelde partij en kostenverwijzing
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een benadeelde partij die in eerste aanleg niet-ontvankelijk was verklaard in haar vordering tot schadevergoeding van € 1.232,08. Het hof oordeelde dat niet voldoende was aangetoond dat de schade rechtstreeks door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte was veroorzaakt. De benadeelde partij had zich in hoger beroep opnieuw gevoegd, maar ook daar werd haar vordering niet-ontvankelijk verklaard, met de bepaling dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kon aanbrengen.
De Hoge Raad oordeelde dat de beslissing van het hof om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, niet zonder meer met zich meebracht dat de benadeelde partij zelf de kosten moest dragen. De Hoge Raad benadrukte dat in gevallen waarin de benadeelde partij niet-ontvankelijk is verklaard, de beslissing om de verdachte te verwijzen in de kosten van de benadeelde partij nadere motivering behoeft. Deze motivering ontbrak in het bestreden arrest.
Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van acht maanden naar zeven maanden en drie weken, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissing tot verwijzing van de verdachte in de kosten van de benadeelde partij en de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling van de kostenverwijzing.