ECLI:NL:HR:2010:BM8907
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over cessie van vordering uit onverschuldigde betaling in verband met frauduleuze overboeking
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 september 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen ABN AMRO BANK N.V. De zaak betreft een vordering uit onverschuldigde betaling die door [eiseres] was gecedeerd aan de bank. De achtergrond van de zaak ligt in een frauduleuze overboeking, waarbij [eiseres] meent dat zij recht heeft op terugbetaling van een bedrag dat onterecht is overgemaakt. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de kantonrechter en het gerechtshof, waar de vordering van [eiseres] eerder was behandeld. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda overgenomen, die tot verwerping van het beroep had geleid. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in lijn met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft [eiseres] bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.