ECLI:NL:HR:2010:BM8883

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04154
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over functiewaardering en loonschaalindeling met bindend advies

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 september 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een geschil over functiewaardering en loonschaalindeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. D.Th.J. van der Klei, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Leeuwarden, dat op 9 april 2008 was gewezen. De zaak betreft de vraag of het advies van de landelijke bezwarencommissie bindend is voor de werkgever en welke motiveringsplicht de werkgever heeft in geval van afwijking van dit advies. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering vereist is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de EMCO-GROEP zijn begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann, waarbij de andere raadsheren A. Hammerstein, F.B. Bakels en W.D.H. Asser betrokken waren. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de motiveringsplicht van werkgevers en de bindende aard van adviezen van bezwarencommissies in arbeidsrechtelijke geschillen.

Uitspraak

17 september 2010
Eerste Kamer
08/04154
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. D.Th.J. van der Klei,
t e g e n
de rechtspersoonlijkheid bezittende gemeenschappelijke regeling EMCO-GROEP,
gevestigd te Emmen,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en EMCO.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak met nummer 184424/06/2775 van de kantonrechter te Emmen van 1 november 2006;
b. het arrest in de zaak met rolnummer 0700032 van het gerechtshof te Leeuwarden van 9 april 2008.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
EMCO heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] toegelicht zijn advocaat en voor EMCO door mr. S.F. Sagel en mr. T. Douma, advocaten te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van EMCO begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 17 september 2010.