ECLI:NL:HR:2010:BM8568
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis van de Kantonrechter in Amsterdam betreffende overtreding van de APV
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 juni 2010 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Kantonrechter in Amsterdam. De Kantonrechter had de aanvrager, geboren in 1979 en wonende te [woonplaats], veroordeeld tot een geldboete van € 90,- voor de overtreding van artikel 2.8, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Amsterdam. De aanvrage tot herziening werd ingediend door mr. R.T. Laigsingh, advocaat te Amsterdam.
De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening beoordeeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal Aben in overweging genomen, die adviseerde om de aanvrage af te wijzen. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage ongegrond was en verwees naar de gronden die in de conclusie van de Advocaat-Generaal waren vermeld. Volgens artikel 468 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) moest de aanvrage derhalve worden afgewezen.
De beslissing van de Hoge Raad was dat de aanvrage tot herziening werd afgewezen, en dit arrest werd uitgesproken door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart. Deze uitspraak bevestigt de eerdere veroordeling van de aanvrager door de Kantonrechter en onderstreept de strikte voorwaarden waaronder herziening van vonnissen kan plaatsvinden.