ECLI:NL:HR:2010:BM8040
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de strafoplegging door de Hoge Raad wegens onvoldoende motivering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 september 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1985, was eerder veroordeeld voor soortgelijke overtredingen en had het feit begaan terwijl hij onder proeftijd stond. Het Hof had de verdachte veroordeeld tot hechtenis voor de duur van twee weken, maar de Hoge Raad oordeelde dat de overwegingen van het Hof in strijd waren met artikel 359, lid 6 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad stelde vast dat het Hof geen opgave van redenen had gegeven die in het bijzonder hadden geleid tot de keuze voor een vrijheidsbenemende straf. De Advocaat-Generaal Vellinga had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, maar de Hoge Raad oordeelde anders. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling van de straf. Het beroep werd voor het overige verworpen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij het opleggen van vrijheidsbenemende straffen, waarbij de rechter expliciet moet aangeven welke factoren hebben geleid tot de strafmaat.