Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juni 2010 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van X te Z, hierna aangeduid als belanghebbende. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 juni 2009, waarin de Centrale Raad de eerdere uitspraak van de Rechtbank te ’s-Gravenhage van 10 maart 2008 had bevestigd. De Rechtbank had zich in haar uitspraak uitgelaten over besluiten die waren genomen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie afgedaan met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak zonder inhoudelijke behandeling heeft afgedaan, wat gebruikelijk is in gevallen waarin de Hoge Raad van oordeel is dat de zaak geen verdere behandeling behoeft. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep en de eerdere uitspraak van de Rechtbank blijven daarmee in stand. Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de toepassing van de WWB en de mogelijkheden voor cassatie in dergelijke zaken verduidelijkt. De uitspraak is gepubliceerd op rechtspraak.nl en is toegankelijk via de ECLI: NL:HR:2010:BM7684.