ECLI:NL:HR:2010:BM7489
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in hoger beroep door het Hof
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep. De verdachte, geboren in 1969, was ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Utrecht, locatie Nieuwegein'. Het hoger beroep was ingesteld door de verdachte zelf, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N. van der Laan. De advocaat-generaal Vellinga had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof.
De bestreden uitspraak van het Hof hield in dat de verdachte niet ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep, omdat hij niet ter terechtzitting was verschenen en zijn raadsman niet uitdrukkelijk door hem was gemachtigd. De verdachte had op 10 september 2007 hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de politierechter van 6 september 2007, waarin hij was veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren voor mishandeling, bedreiging en vernieling. Het Hof oordeelde dat de verdachte zijn hoger beroep niet had toegelicht, wat leidde tot de niet-ontvankelijkverklaring.
De Hoge Raad oordeelde echter dat de vaststelling van het Hof niet begrijpelijk was, gezien een brief van de raadsman waarin de verdachte zijn beroep tegen het vonnis had toegelicht. De Hoge Raad vernietigde daarom de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. Dit arrest werd uitgesproken op 14 september 2010 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.