ECLI:NL:HR:2010:BM7150
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onredelijk ontslag en schadevergoeding bij de Haagse Hogeschool
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de Haagse Hogeschool tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een geschil over kennelijk onredelijk ontslag van een werknemer, [verweerder], die in dienst was als docent. De werknemer was in 1988 in dienst getreden en had in 2001 wegens spanningsklachten zijn werkzaamheden gedeeltelijk hervat. In 2003 heeft de Hogeschool geprobeerd om met [verweerder] tot een beëindiging van het dienstverband te komen, maar dit leidde niet tot overeenstemming. Uiteindelijk is [verweerder] op staande voet ontslagen na een incident met de bedrijfsarts, waarbij hij deze zou hebben bedreigd.
De kantonrechter oordeelde dat het gedrag van [verweerder] een dringende reden voor ontslag opleverde, maar het hof kwam tot de conclusie dat er geen reden was voor ontslag op staande voet. Het hof oordeelde dat niet was gebleken dat [verweerder] de bedrijfsarts daadwerkelijk had bedreigd zoals in de ontslagbrief was vermeld. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd, omdat het hof de kantonrechtersformule onjuist had toegepast bij de berekening van de schadevergoeding. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing.
De Hoge Raad benadrukt dat bij de beoordeling van ontslag op staande voet alle omstandigheden in onderling verband en samenhang moeten worden beschouwd. In dit geval was er onvoldoende aanleiding om te concluderen dat het gedrag van [verweerder] voldoende ernstig was om ontslag op staande voet te rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie gereserveerd tot de einduitspraak.