ECLI:NL:HR:2010:BM7046

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01011
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de schuldsaneringsregeling in het kader van de Faillissementswet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 september 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de toepassing van de schuldsaneringsregeling op basis van de Faillissementswet. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.P. de Witte, had cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin de verzoeker eerder was afgewezen in zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De Hoge Raad verwijst naar de relevante feiten en eerdere uitspraken, waaronder het vonnis van de rechtbank van 22 januari 2010 en het arrest van het hof van 2 maart 2010.

De kern van de zaak betreft de vraag of de verzoeker voldoende heeft aangetoond dat hij de omstandigheden die hebben geleid tot zijn schulden onder controle heeft gekregen, zoals vereist in artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet. De Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper heeft in zijn conclusie geadviseerd om het beroep te verwerpen, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verzoeker, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.

Uitspraak

10 september 2010
Eerste Kamer
10/01011
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. M.P. de Witte.
Verzoeker tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 342350/FT RK 09.1549 van de rechtbank 's-Gravenhage van 22 januari 2010,
b. het arrest in de zaak 200.055.228/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 2 maart 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 10 september 2010.