ECLI:NL:HR:2010:BM7046
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de schuldsaneringsregeling in het kader van de Faillissementswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 september 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de toepassing van de schuldsaneringsregeling op basis van de Faillissementswet. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.P. de Witte, had cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin de verzoeker eerder was afgewezen in zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De Hoge Raad verwijst naar de relevante feiten en eerdere uitspraken, waaronder het vonnis van de rechtbank van 22 januari 2010 en het arrest van het hof van 2 maart 2010.
De kern van de zaak betreft de vraag of de verzoeker voldoende heeft aangetoond dat hij de omstandigheden die hebben geleid tot zijn schulden onder controle heeft gekregen, zoals vereist in artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet. De Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper heeft in zijn conclusie geadviseerd om het beroep te verwerpen, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verzoeker, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.