ECLI:NL:HR:2010:BM6938
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen een niet-einduitspraak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2010 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het arrest van het Gerechtshof dateert van 14 oktober 2009 en betreft de strafzaak met nummer 22/005929-08. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld via zijn raadsman, mr. M.J. van Dam, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat volgens artikel 428 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) beroep in cassatie tegen vonnissen of arresten die geen einduitspraken zijn, slechts gelijktijdig met dat tegen de einduitspraak is toegelaten. Aangezien de bestreden beslissing niet als een einduitspraak kan worden gekwalificeerd in de zin van artikel 138 Sv, kan de verdachte niet in het beroep worden ontvangen. Dit betekent dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk verklaart in zijn beroep.
De uitspraak is gedaan door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker. De beslissing van de Hoge Raad is een bevestiging van de eerdere uitspraak van het Gerechtshof, en benadrukt de strikte voorwaarden waaronder beroep in cassatie kan worden ingesteld.