Vals Motief [betrokkene 2] en [betrokkene 1]
Cliënte heeft in haar verhoren bij de politie (politieverhoor d.d. 18 oktober 2000 V01/7) alsmede in haar verklaring als verdachte bij rechter-commissaris op 19 juni 2001 verklaard dat zij en [slachtoffer] in/of omstreeks 1995 een zakelijk conflict hebben gekregen met [betrokkene 1].
Cliënte heeft over dit conflict met [betrokkene 1] in eerder genoemd verhoor bij de politie onder meer het volgende verklaard: "Dat was in de begin periode toen wij pas de markt deden. Ik spreek over 1995. Hij heeft toen grote bonje gehad met [slachtoffer] omdat hij niet wilde betalen. Hij is toen met een mes de kamer ingekomen en is toen met sussen weggegaan. Ik heb hem nog betaald omdat ik geen bonje wilde. Het ging om een klein bedrag van fl. 200,-- of fl. 300,--. Ik heb hem toen betaald ... "Ik ben nog wel eens bij zijn vrouw geweest met [betrokkene 5]. Maar ik wilde vanwege het gedrag van hun kinderen niet meer met hen omgaan. Ik heb hen feitelijk maar een keer na het voorval in 1995 gezien." en verder: "De reden dat ik niet meer bij hen ben geweest was dat toen ik een keer bij hen was, zij mij gestolen cd-cleaners liet zien. Ik herkende ze als mijn eigen cd-cleaners en die kwamen uit mijn bus en waren gestolen. Ik herkende ze aan het merk. Ze kwamen namelijk uit Engeland. Ik kon ze terugkopen voor fl. 7,50. Ik heb ze gewaarschuwd met woorden als vuile kankerleijers, vuile gestoorde debielen, kanker even gauw op. Ze zijn heel asociaal. Het is een stelletje junks, alcoholisten en ze zijn compleet gestoord."
'[Betrokkene 1]' bevestigt in zijn verklaring bij de politie (V07/1) alsmede in zijn verhoor als getuige bij de rechter-commissaris op 12 december 2007 het bestaan van dit conflict. [Betrokkene 1] verklaart hierover in zijn verhoor bij de rechter-commissaris als volgt: "Het klopt dat we bonje met elkaar hebben gehad. Dat was over geld, niet eens veel, misschien 150 gulden. We hebben niet echt ruzie gehad, maar ik heb op een gegeven moment een gozer uit de wijk naar zijn huis gestuurd en die heeft het opgelost" ... en voorts "Ik heb het geld gehad, ik geloof zelfs van [verdachte]" ... en voorts ... "[slachtoffer] was boos op mij en ik op hem. Ik heb nooit meer contact met hem gehad".
Voorts heeft [betrokkene 1] in het verhoor bij de rechter-commissaris erkend dat hij [slachtoffer] meerdere malen heeft opgelicht en dat hij vroeger nogal gewelddadig is geweest. [Betrokkene 1] heeft verklaard dat hij onder meer veroordeeld is voor wapenbezit en een poging moord. Overigens verschilt hetgeen [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris over dit conflict heeft verklaard op een aantal punten van zijn verklaring bij de politie op 24 september 1999. In dit verhoor bij de politie heeft [betrokkene 1] verklaard dat hij circa tien à vijftien maal voor [slachtoffer] op een markt of een braderie heeft gestaan. Voorts heeft [betrokkene 1] in dit verhoor verklaard dat hij circa 1.000,-- gulden van [slachtoffer] tegoed had en uiteindelijk 1.500,-- gulden van [slachtoffer] betaald heeft gekregen.
Uit de verklaring van cliënte en [betrokkene 1] leidt de verdediging af dat de relatie tussen cliënte en [slachtoffer] enerzijds en [betrokkene 1] anderzijds nogal gebrouilleerd is geraakt en dat beide partijen een gloeiende hekel aan elkaar hadden.
Het criminele verleden van [betrokkene 1] en het feit dat hij dit zakelijk conflict eveneens op een intimiderende en/of gewelddadige manier heeft opgelost, althans betaling heeft afgedwongen, geven naar de mening van de verdediging blijk van het soort hout waaruit [betrokkene 1] is gesneden. Reeds deze gegevens vragen naar de mening van de verdediging dan ook om een zeer kritische beoordeling door uw hof van deze getuige.
Het zakelijke conflict tussen [betrokkene 1] enerzijds en cliënte en [slachtoffer] anderzijds is in de optiek van de verdediging een reëel motief geweest voor [betrokkene 1] en [betrokkene 2] om cliënte een hak te zetten en een valse verklaring over haar af te leggen.
Dit vindt eveneens bevestiging in het dubieuze moment waarop en de omstandigheden waaronder [betrokkene 1] voor de eerste maal tegenover de politie over cliënte heeft verklaard.
Uit het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (AH/13) blijkt dat [betrokkene 1] tijdens een spontane en toevallige ontmoeting met de politie op 11 september 1999, op straat en in beschonken toestand, ineens een verklaring over cliënte heeft afgelegd over een vermeend door cliënte aan hem gedaan voorstel om [slachtoffer] van het leven te beroven, welk voorstel volgens [betrokkene 1] anderhalf jaar eerder, dus begin 1998 gedaan zou zijn. Bovendien staat vast dat [slachtoffer] twee dagen eerder, op 9 september 1999 dood werd aangetroffen in zijn winkel.
Deze gang van zaken vindt de verdediging op z'n zachtst gezegd uiterst opmerkelijk. Niet alleen het moment waarop en de omstandigheden waaronder [betrokkene 1] voor de eerste maal contact zoekt met de politie ondersteunt in de optiek van de verdediging de valse motieven bij [betrokkene 1] om over cliënte te verklaren, maar ook het feit dat [betrokkene 1] tijdens deze eerste 'spontane' ontmoeting met de politie te kennen heeft gegeven fl. 20.000,-- zwijggeld van cliënte te willen vragen. Immers, binnen het leefmilieu van cliënte en [slachtoffer] was het geen geheim dat cliënte en [slachtoffer] geen vlekkeloos huwelijk hadden. Ook [betrokkene 1] was hiervan als voormalig goed kennis op de hoogte.
Hoewel het tussen cliënte en [slachtoffer] in de periode voor zijn dood juist veel beter ging, vormt een moeizaam en/of slecht huwelijk in de optiek van justitie in een moordzaak al snel een potentieel motief voor moord en dus een reden om iemand als verdachte aan te merken.
Met deze wetenschap en het feit dat haar echtgenoot [slachtoffer] twee dagen eerder dood was aangetroffen in zijn winkel, heeft [betrokkene 1] zeer waarschijnlijk zijn kans schoon gezien en besloten dat dit een ideaal moment zou zijn om belastend over cliënte te verklaren en haar aldus een hak te kunnen zetten voor het in het verleden ontstane conflict. Sterker nog, uit het eerder genoemde proces-verbaal (AH/13) blijkt zelfs dat [betrokkene 1] heeft overwogen om cliënte met dit verzonnen verhaal zodanig onder druk te zetten dat zij mogelijk bereid zou zijn aan hem 20.000,-- gulden zwijggeld te betalen.
Het feit dat [betrokkene 1] niet in alle discretie een afspraak heeft gemaakt met de politie om over een dergelijke precaire aangelegenheid te verklaren, het feit dat [betrokkene 1] pas op 11 september 1999, uitgerekend twee dagen na de dood van [slachtoffer], een verklaring heeft afgelegd over zaken die zich circa anderhalf jaar eerder zouden hebben afgespeeld en het feit dat [betrokkene 1] gespeeld heeft met de gedachte om van cliënte zwijggeld te vragen bevestigen in de optiek van de verdediging niet alleen de valse motieven bij [betrokkene 1] om belastend over cliënte te verklaren maar maken bovendien duidelijk dat we niet te maken hebben met een rechtschapen en eerlijke figuur wiens geweten op enig moment is gaan opspelen maar met iemand die uit is op wraak en/of financieel gewin.
Dit blijkt eens te meer uit de verklaring van [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris op 12 december 2007. [betrokkene 1] heeft op vragen van de verdediging onder meer het volgende verklaard: "Ik geloof dat er bij Opsporing verzocht een bedrag van 10.000,-- gulden werd uitgeloofd. Dat was niet de eerste reden waarom we belden, maar het speelde wel in onze achterhoofd."
Voorts blijkt de onbetrouwbaarheid en de ongeloofwaardigheid van [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 4] uit het feit dat zij op voor de strafzaak cruciale en relevante details wisselend en tegenstrijdig hebben verklaard. Ter toelichting wenst de verdediging daarover het volgende op te merken.