2.2. Met betrekking tot de bewijsvoering heeft het Hof het volgende overwogen:
"Bewijsmotivering
A. Feiten die verdachte heeft bekend.
Ten aanzien van feit 4 van de dagvaarding met parketnummer 01/845605-07 en feit 2 en feit 3 van de dagvaarding met parketnummer 01/840949-08.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 20 april 2009 heeft verdachte verklaard dat hij zich op 14 december 2006 schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal uit een woning, gelegen aan de [d-straat 1] te Kerkdriel. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij zich daarbij de toegang tot de woning heeft verschaft door met een ijzerdraad te hengelen bij het slot van de voordeur. Van dit feit is op 14 december 2006 aangifte gedaan door [betrokkene 4]. Uit de aangifte blijkt dat de dader van deze poging tot inbraak is gevlucht door een raam van de voordeur, waarbij hij zich heeft verwond en bloed heeft achtergelaten. Uit DNA-onderzoek is gebleken dat het aangetroffen bloed van verdachte is.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 20 april 2009 eveneens erkend dat hij op 9 oktober 2007 goederen heeft weggenomen bij een woninginbraak op het adres [f-straat 1] te Steenwijk. Van dit feit is op 9 oktober 2007 aangifte gedaan door [betrokkene 7], die daarbij mede namens haar zoon [betrokkene 8] optrad. Nu uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen onvoldoende vast is komen te staan dat verdachte zich daarbij de toegang tot de woning heeft verschaft door te hengelen en verdachte hierover niets heeft verklaard, zal het hof hem vrijspreken van deze strafverzwarende omstandigheid.
Ten slotte heeft verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 20 april 2009 verklaard dat hij zich op 5 november 2007 te Schijndel bevond, terwijl hij wist dat hij tot ongewenste vreemdeling was verklaard. Te dien aanzien is verder relevant het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en de beschikking van de Staatssecretaris van Justitie, gedateerd 13 augustus 1998, waarbij verdachte krachtens artikel 21, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet tot ongewenste vreemdeling is verklaard en de uitreiking van deze beschikking in persoon aan verdachte op 18 september 1998.
Op grond van het voorgaande acht het hof voornoemde feiten wettig en overtuigend bewezen.
B. Feiten die verdachte heeft ontkend.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 van de dagvaarding met parketnummer 01/845605-07 en feit 1 van de dagvaarding met parketnummer 01/840949-08.
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot een bewezenverklaring van de feiten zoals deze primair ten laste zijn gelegd, nu uit de bewijsmiddelen kan worden geconcludeerd dat verdachte degene was die de woninginbraken te Sint-Oedenrode op 25 oktober 2007 en op 30 oktober 2007 heeft gepleegd. Verdachte heeft het door hem geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk kunnen maken.
Door en namens verdachte is - verkort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraken in Sint-Oedenrode op 25 oktober 2007 in de woningen gelegen aan de [a-straat 1] en aan de [b-straat 1] en op 30 oktober 2007 in de woning gelegen aan de [e-straat 1], niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu verdachte elke betrokkenheid bij deze feiten ontkent. Voorts zijn er geen sporen gevonden die duiden op de aanwezigheid van verdachte in of nabij voornoemde woningen. De muts die door de politie werd aangetroffen in de door verdachte bestuurde auto en die mogelijk zou zijn gebruikt bij pintransacties met de uit voornoemde woningen weggenomen bank/pinpassen is niet nader onderzocht op sporen. De eerste rechter heeft bovendien ten onrechte waarde gehecht aan de verklaring van verdachte dat hij zijn telefoon nooit langdurig uitleent en dat hij, als hij dit wel doet, daarbij zelf altijd aanwezig is. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat het feit dat zendmasten in de buurt van de plaatsen waar voornoemde woninginbraken zijn gepleegd het signaal van zijn mobiele telefoon opvingen, kan worden verklaard door het feit dat hij zijn mobiele telefoon regelmatig liet rondslingeren. Volgens verdachte heeft hij zijn mobiele telefoon op de avonden van de woninginbraken in een personenauto van het merk Alfa Romeo laten liggen. Zijn huisgenoten konden eveneens over deze personenauto beschikken. Ook de modus operandi bij de woninginbraken, het zogenaamde hengelen, kan naar het oordeel van de verdediging niet bijdragen tot een bewezenverklaring, nu dit een veelgebruikte wijze van inbreken is en deze methode bij de woninginbraak aan de [b-straat 1] niet is gebruikt. Bij afwezigheid van hard bewijs dient verdachte van deze feiten te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Op 25 oktober 2007 doet [betrokkene 3] aangifte van inbraak in zijn woning, gelegen aan de [b-straat 1] te Sint-Oedenrode, gepleegd tussen 24 oktober 2007 te 23.45 uur en 25 oktober 2007 te 06.45 uur. Bij deze woninginbraak werden meerdere goederen weggenomen, waaronder een bankpas, een creditcard en de autosleutels behorende bij een personenauto van het merk Volkswagen, type Golf, voorzien van het kenteken [AA-00-BB]. Uit onderzoek is gebleken dat op 25 oktober 2007 omstreeks 01.56 uur werd getracht met de weggenomen creditcard geld op te nemen uit de geldautomaat van de Rabobank gelegen aan de Markt 19 te Sint-Oedenrode.
Op 25 oktober 2007 doet [betrokkene 1] aangifte van inbraak in zijn woning, gelegen aan de [a-straat 1] te Sint-Oedenrode, gepleegd op 25 oktober 2007 tussen 03.00 uur en 04.00 uur. Bij deze woninginbraak werden onder meer 4 bank/pinpassen weggenomen. Onderzoek wijst uit dat op 25 oktober 2007 tussen 03.56 uur en 04.02 uur is getracht met deze passen geld op te nemen bij voornoemde Rabobank. Op de door de Rabobank ter beschikking gestelde beelden van deze mistransacties is te zien dat de persoon bij de pinautomaat een donkerkleurige muts met verticale banen over het hoofd draagt, met twee gaten voor de ogen. Aan de hand van de kleding, het schoeisel en het postuur kan worden vastgesteld dat de persoon, welke omstreeks 01.56 uur bij de pinautomaat te zien is, dezelfde is als de persoon die omstreeks 03.56 uur bij de pinautomaat staat.
Op 30 oktober 2007 doet [betrokkene 5] aangifte van inbraak in zijn woning, gelegen aan de [e-straat 1] te Sint-Oedenrode, gepleegd op 30 oktober 2007 tussen 00.10 uur en 07.30 uur. Hierbij werd eveneens, naast andere goederen, een bankpas weggenomen. Onderzoek heeft aangetoond dat een persoon met een muts met verticale banen en gaten voor de ogen op 30 oktober 2007 heeft gepoogd met deze pas geld op te nemen bij de ABN Amro bank [griffier: gelegen aan de Firmamentlaan] te Eindhoven. De muts komt sterk overeen met de muts die door de persoon op de beeldopnamen van 25 oktober 2007 werd gedragen bij de mistransacties bij de Rabobank te Sint-Oedenrode.
Als verdachte op 5 november 2007 staande wordt gehouden als bestuurder en enige inzittende van een personenauto van het merk Alfa Romeo, voorzien van het kenteken [CC-00-DD], treft de politie in de auto een wollen muts aan waarin twee gaten geknipt zijn. Verbalisanten [verbalisant 1 en 2] bekijken vervolgens enkele foto's van de mistransacties op 25 oktober 2007 bij de Rabobank te Sint-Oedenrode en herkennen de muts op de foto's als de muts die zij hebben aangetroffen in het voertuig waarin verdachte reed aan de kleur, de gaten en een los draadje. De muts wordt hierop getoond aan verbalisanten [verbalisant 3 en 4], die waarnemen dat deze zeer sterk overeenkomt met de muts op de beeldopnamen van 25 oktober 2007 van de camera bij de Rabobank te Sint-Oedenrode. De eigenaar van de Alfa Romeo waarin de muts is aangetroffen, [betrokkene 9], heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris verklaard dat de muts niet in de auto lag toen hij deze aan verdachte in gebruik gaf.
Uit historische printgegevens van de bij verdachte in gebruik zijnde mobiele telefoon, voorzien van het telefoonnummer 06-[001], is gebleken dat deze in de nacht van 25 oktober 2007 tussen 03.34.45 uur en 04.12.09 uur een aantal malen een mast heeft gekozen aan de Kerkstraat te Sint-Oedenrode en tussen 05.35.08 en 07.08.43 uur aan de John F. Kennedylaan / De Koppele te Eindhoven. Ook in de nacht van 30 oktober 2007 kiest de mobiele telefoon van verdachte om 01.24.58 uur een mast aan op de Kerkstraat te Sint-Oedenrode en om 06.27.10 uur op de John F. Kennedylaan / De Koppele te Eindhoven. Uit de door de politie bijgevoegde plattegrond blijkt dat de locatie John F. Kennedylaan / De Koppele te Eindhoven is gelegen nabij de Firmamentlaan te Eindhoven, de locatie waar op 30 oktober 2007 is gepoogd met een gestolen bankpas te pinnen.
Naar het oordeel van het hof komen uit voornoemde feiten sterke aanwijzingen naar voren over het daderschap van verdachte, maar sluiten zij het door de verdediging geschetste scenario dat niet verdachte, maar een ander deze woninginbraken heeft gepleegd, niet geheel uit. De politie heeft echter bij [betrokkene 10] een laptop, [griffier: merk Acer] type Aspire 5102, aangetroffen die afkomstig was van de woninginbraak op het adres [a-straat 1] te Sint-Oedenrode en een laptop, type Aspire 1350 en een PDA afkomstig van de woninginbraak op het adres [e-straat 1] te Sint-Oedenrode. De partner van aangever [betrokkene 1], [betrokkene 2], herkent de door de politie getoonde laptop als de laptop die bij hen op het adres [a-straat 1] is ontvreemd. Ook aangever [betrokkene 5] herkent de door de politie getoonde PDA en laptop als zijn eigendommen.
[Betrokkene 10] heeft bij de politie verklaard dat hij laptops van het merk Acer en de PDA heeft gekocht van een Marokkaanse man. Als de politie hem vervolgens een tweeluik foto toont, herkent [betrokkene 10] de man op de foto's als de verkoper van de laptops. De getoonde foto's zijn van verdachte [verdachte]. Bij de rechter-commissaris en op de zitting van het hof blijft [betrokkene 10] bij zijn verklaring en op de zitting van het hof wijst hij de daar aanwezige verdachte aan als degene van wie hij de genoemde goederen heeft gekocht.
Het hof acht de door getuige [betrokkene 10] bij de politie, bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring geloofwaardig, nu de getuige consequent en stellig verklaart dat hij de bij hem aangetroffen goederen, die afkomstig bleken te zijn van voornoemde woninginbraken, van verdachte heeft gekocht. Ter zitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij nooit iets heeft verkocht aan [betrokkene 10], maar gelet op de verklaring van [betrokkene 10] beschouwt het hof deze verklaring van verdachte als ongeloofwaardig. Daar komt bij dat door de verdediging een handgeschreven brief is overgelegd die zogenaamd van [betrokkene 10] afkomstig is en die voor de verdachte ontlastend is, maar waarvan [betrokkene 10] op overtuigende wijze duidelijk heeft gemaakt dat deze brief niet door of namens hem is geschreven. De verdachte is er kennelijk veel aan gelegen om te voorkomen dat hij in rechtstreeks verband wordt gebracht met de bij de onderhavige inbraken gestolen goederen. Het hof heeft dit rechtstreekse verband echter wel op grond van de verklaring van [betrokkene 10].
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat het door de verdediging geschetste alternatieve scenario door de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, wordt weerlegd.
Gelet op het feit dat het hof bewezen acht dat verdachte voornoemde woninginbraken te Sint-Oedenrode heeft gepleegd, acht het hof eveneens bewezen dat verdachte, met de bij de inbraak in de woning aan de [b-straat 1] ontvreemde autosleutels, vervolgens de personenauto van aangever [betrokkene 3] heeft weggenomen.
Ten aanzien van feit 3 van de dagvaarding met parketnummer 01/845605-07.
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, nu de bij de inbraak in de woning aan de [c-straat 1] te Kerkdriel weggenomen mobiele telefoon bij [getuige 1] is aangetroffen en deze heeft verklaard dat hij de telefoon van verdachte heeft gekocht, waarbij [getuige 1] verdachte op een foto heeft herkend.
Door en namens verdachte is - verkort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat hij, behoudens de poging tot inbraak in de woning gelegen aan de [d-straat 1] te Kerkdriel, geen inbraken of pogingen daartoe in Kerkdriel heeft gepleegd. Niet uit te sluiten valt dat een ander of anderen de inbraak in de woning aan de [c-straat 1] te Kerkdriel heeft/hebben gepleegd. Met de voorhanden zijnde bewijsmiddelen zou naar het oordeel van de verdediging hooguit het onder 3 subsidiair ten laste gelegde - de heling van de telefoon - kunnen worden bewezen.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Op 15 december 2006 doet [betrokkene 4] aangifte van inbraak in zijn woning, gelegen aan de [c-straat 1] te Kerkdriel, gepleegd tussen 13 december 2006 te 22.30 uur en 14 december 2006 te 09.30 uur. Bij deze woninginbraak werd onder meer een mobiele telefoon, merk Nokia, type 6230I, kleur zilver, weggenomen. Het hof stelt vast dat verdachte later die nacht tussen 05.20 uur en 05.35 uur - zo erkent hij zelf - wordt betrapt bij een poging tot woninginbraak aan de [d-straat 1] te Kerkdriel. Daarbij is een stuk ijzerdraad gevonden, waarvan verdachte op de terechtzitting van het hof erkent dat hij dit heeft gebruikt om zich de toegang tot de woning te verschaffen. Het hof acht het dan ook aannemelijk dat verdachte dit stuk ijzerdraad eerder die nacht al bij zich droeg. Ook in de woning aan de [c-straat 1] te Kerkdriel is geen braakschade aangetroffen, hetgeen er - gezien de overige omstandigheden - op wijst dat ook hier de dader moet zijn binnengekomen door middel van "hengelen." Blijkens een plattegrond van Kerkdriel liggen voornoemde woningen op korte afstand van elkaar. Het hof baseert zich in dit verband mede op de ANWB-routeplanner, waaruit blijkt dat de afstand tussen beide woningen over de weg 123 meter bedraagt. Uit historische gegevens van de bij de woninginbraak aan de [c-straat 1] te Kerkdriel weggenomen mobiele telefoon, voorzien van het IMEI-nummer [002], blijkt dat op 25 december 2006 het telefoonnummer 06-[003] in het toestel wordt geplaatst. Dit nummer staat op naam van [getuige 1], [g-straat 1] te Tilburg. Gevraagd naar de herkomst van deze telefoon verklaart [getuige 1] bij de politie dat hij het toestel, een Nokia 6230I, op eerste kerstdag 2006 van een man heeft gekocht. Op 1 maart 2007 heeft er met getuige [getuige 1] een meervoudige fotoconfrontatie plaatsgevonden. Ter terechtzitting in hoger beroep van 20 april 2009 heeft getuige [getuige 1] verklaard dat hij bij het aanwijzen van de foto met daarop de beeltenis van verdachte als degene die aan hem de mobiele telefoon heeft verkocht, heeft toegevoegd dat hij niet 100 procent zeker wist dat de door hem aangewezen persoon daadwerkelijk de verkoper was geweest. Het hof overweegt hieromtrent het navolgende. In het proces-verbaal van tonen selectie bij simultane bewijsconfrontatie relateert verbalisant [verbalisant 5] het volgende: "Ik liet de fotoselectie ongeveer 45 seconden aan de getuige zien. Terwijl de getuige naar de selectie keek, nam ik het volgende waar: Ik zag dat getuige naar alle foto's keek. Verder keek hij regelmatig naar foto 3. Vervolgens vroeg ik aan de getuige: "Bevond de door u bedoelde persoon zich in de selectie?" Getuige antwoordde: "De persoon op foto nummer 3."" Het hof constateert dat de door verdachte ter terechtzitting geuite twijfel omtrent de door hem gedane herkenning niet uit het proces-verbaal blijkt. Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van hetgeen daarin is weergegeven. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat, gelet op het tijdsverloop tussen de aankoop van de telefoon op 25 december 2006 en het horen van getuige [getuige 1] ter terechtzitting van 20 april 2009, alsmede gelet op het feit dat de getuige ter terechtzitting ten aanzien van de details omtrent die aankoop en omtrent de persoon van de verkoper geen actieve herinnering meer heeft, meer waarde dient te worden gehecht aan de verklaring die de getuige - kort na de aankoop van de mobiele telefoon - bij de politie heeft afgelegd.
Naar het oordeel van het hof is door de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden komen vast te staan dat verdachte zich ook aan de woninginbraak aan de [c-straat 1] te Kerkdriel schuldig heeft gemaakt.
Het hof verwerpt het verweer dienaangaande.
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het aan verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierna te melden."