ECLI:NL:HR:2010:BM6164
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen beschikking inzake beklag tegen beslag op goederen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank te Almelo, waarin een klaagschrift is ingediend door de klaagster tegen een beslag op haar goederen. De Rechtbank heeft op 22 oktober 2008 het klaagschrift deels ongegrond verklaard. De klaagster, geboren in 1984 en wonende te [woonplaats], heeft via haar advocaat, mr. J. Kuijper, een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 28 september 2010 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Hoge Raad herhaalt de maatstaf zoals eerder vastgesteld in HR LJN ZD1907 met betrekking tot artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering. De Rechtbank heeft de juiste maatstaf aangelegd en het middel van de klaagster faalt. De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank niet ten onrechte heeft overwogen dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen. De omstandigheden van het geval vereisen geen onderzoek naar de proportionaliteit tussen de waarde van de inbeslaggenomen voorwerpen en het eventueel te ontnemen bedrag.
De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de beschikking van de Rechtbank. De beslissing is genomen in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.