ECLI:NL:HR:2010:BM6157
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep en verschoonbare termijnoverschrijding in strafzaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1983, had een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week en een taakstraf van tachtig uren opgelegd gekregen. De advocaat van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt, heeft een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 RO, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. Hierbij is opgemerkt dat er meer dan twee jaren zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat betekent dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden. Ondanks deze overschrijding, en de omstandigheden van de opgelegde straffen, heeft de Hoge Raad besloten dat er geen rechtsgevolg aan deze overschrijding verbonden hoeft te worden. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken op 28 september 2010 door vice-president F.H. Koster en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart.