ECLI:NL:HR:2010:BM6109

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00612
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over uitleg stellingen door appelrechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen eiser en Boha Oliemaatschappij B.V. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A.M. Essed, heeft cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de uitleg van stellingen door de appelrechter, zoals geregeld in artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad verwijst naar eerdere tussenvonnissen en arresten in de feitelijke instanties, waaronder een eindvonnis van de kantonrechter te Haarlem en een tussenarrest van het gerechtshof. De advocaat-generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De Hoge Raad heeft het beroep van eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, zonder dat verdere motivering nodig is, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

9 juli 2010
Eerste Kamer
09/00612
DV/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.A.M. Essed,
t e g e n
BOHA OLIEMAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Heiloo,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Boha.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de tussenvonnissen in de zaak 309050 CV EXPL 06-4215 van de kantonrechter te Haarlem van 5 juli 2006, 16 augustus 2006, en het eindvonnis in die zaak van 8 november 2006;
b. het tussenarrest in de zaak 106.006.322/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 7 februari 2008 en het eindarrest in die zaak van 14 oktober 2008.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Boha heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 11 juni 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Boha begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 juli 2010.