ECLI:NL:HR:2010:BM5703
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Hoge Raad vernietigt beschikking gerechtshof inzake kinderalimentatie en draagkracht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2010 uitspraak gedaan over een geschil tussen een vrouw en een man betreffende de kinderalimentatie en de draagkracht van de alimentatieplichtige. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden, waarin de alimentatiebijdrage voor de kinderen was verlaagd. De man, verweerder in cassatie, had verzocht om de bijdrage op nihil te bepalen, terwijl de vrouw een verhoging naar € 200,-- per kind per maand vroeg. De rechtbank had eerder bepaald dat de man € 100,-- per kind per maand moest bijdragen, maar het hof had deze bijdrage verlaagd naar € 14,-- en € 23,-- per kind per maand, wat de vrouw niet kon accepteren.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd bij de bepaling van de draagkracht van de man. Het hof had miskend dat bij de bepaling van de draagkracht niet alleen gekeken moet worden naar de middelen waarover de onderhoudsplichtige beschikt, maar ook naar de middelen waarover hij redelijkerwijs had kunnen beschikken. De Hoge Raad stelde vast dat de man een aanzienlijk bedrag had ontvangen uit de boedelverdeling en de verkoop van de echtelijke woning, en dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de man zijn vermogen niet had mogen investeren in een woning, terwijl hij daarmee zijn onderhoudsverplichting jegens zijn kinderen in gevaar bracht.
De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het gerechtshof en verwees de zaak terug naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de financiële situatie van de alimentatieplichtige en de gevolgen van zijn investeringen voor de alimentatieverplichtingen.