ECLI:NL:HR:2010:BM5547
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis wegens persoonsverwisseling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 mei 2010 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat P.J. Hoogendam, had een veroordeling tot vier weken gevangenisstraf ontvangen voor poging tot oplichting. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op de stelling dat er sprake was van een persoonsverwisseling, wat volgens de aanvrager een omstandigheid zou zijn die herziening rechtvaardigt volgens artikel 457, eerste lid aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafvordering.
De Advocaat-Generaal, Hofstee, heeft in zijn conclusie aangegeven dat de Hoge Raad de aanvrage tot herziening zou moeten afwijzen. De Hoge Raad heeft de argumenten van de aanvrager beoordeeld en geconcludeerd dat de gestelde omstandigheden niet voldoen aan de criteria die in de wet zijn vastgelegd voor herziening. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de aanvrage ongegrond is en heeft deze afgewezen op basis van artikel 468 van het Wetboek van Strafvordering.
De uitspraak is gedaan door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum. Dit arrest benadrukt het belang van de strikte toepassing van de voorwaarden voor herziening in het strafrecht.