ECLI:NL:HR:2010:BM5545
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herzieningsaanvraag wegens persoonsverwisseling in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 mei 2010 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat P.J. Hoogendam, had een herziening aangevraagd van een vonnis waarin hij was veroordeeld tot vijf weken gevangenisstraf voor 'medeplegen van poging tot oplichting'. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op de stelling dat er sprake was van een persoonsverwisseling, wat volgens de aanvrager een omstandigheid zou zijn die herziening rechtvaardigt volgens artikel 457, eerste lid aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafvordering.
De Advocaat-Generaal, Hofstee, heeft in zijn conclusie aangegeven dat de Hoge Raad de aanvrage tot herziening zou moeten afwijzen. De Hoge Raad heeft de argumenten van de aanvrager en de conclusie van de Advocaat-Generaal zorgvuldig beoordeeld. De Hoge Raad kwam tot de conclusie dat de omstandigheden die in de aanvrage zijn gesteld, niet kunnen worden aangemerkt als omstandigheden die herziening rechtvaardigen volgens de genoemde wetgeving. Daarom werd de aanvrage als ongegrond beschouwd en afgewezen op basis van artikel 468 van het Wetboek van Strafvordering.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, en werd uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.