ECLI:NL:HR:2010:BM5263

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/05159 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.W. Ilsink
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoonbare termijnoverschrijding bij instellen hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 september 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was op 4 maart 2008 door de Economische Politierechter veroordeeld, maar stelde pas op 26 maart 2008 hoger beroep in. Het Hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, omdat deze niet binnen de wettelijke termijn had gehandeld. De verdachte stelde dat een stuk dat hij had verzonden, normaal gesproken voor het einde van de beroepstermijn bij het parket had moeten zijn ontvangen. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof niet verplicht was om onderzoek te doen naar de reden van de termijnoverschrijding. De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat de Wet stroomlijnen hoger beroep geen aanleiding gaf om de jurisprudentie van de Hoge Raad te wijzigen. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de beslissing van het Hof in stand bleef. Dit arrest benadrukt het belang van het tijdig instellen van hoger beroep en de gevolgen van termijnoverschrijding voor de ontvankelijkheid van het beroep.

Uitspraak

14 september 2010
Strafkamer
nr. 08/05159 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 22 oktober 2008, nummer 22/001466-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.W. Stoet, advocaat te 's-Gravenhage bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel richt zich tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het ingestelde hoger beroep.
2.2.1. Tot de aan de Hoge Raad gezonden stukken behoren:
(i) een "aantekening mondeling vonnis" inhoudende dat de verdachte op 4 maart 2008 door de Economische Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage op tegenspraak is veroordeeld;
(ii) een "akte instellen rechtsmiddel" inhoudende dat op 26 maart 2008 een ambtenaar van de Rechtbank te 's-Gravenhage, "blijkens de aan deze akte gehechte bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigd" was door de verdachte om namens hem "beroep" in te stellen tegen voornoemd vonnis;
(iii) een aan die akte gehecht schriftelijk stuk inhoudende:
"[plaats]
15/3. 08
Mijn Heren,
Bij deze maak ik Bezwaar tegen de uitspraak van dinsdag 4 maart.
Gezien de financeele situatie moet ik wel. Ik hoop dat de GeldBoete op een andere manier geregeld kan worden.
[verdachte]
[a-straat 1]
[woonplaats]
[handtekening]."
Op dit schriftelijk stuk is een stempel is geplaatst inhoudende:
"ingekomen bij de griffie van de sector strafrecht op:
26 maart 2008
Rechtbank 's-Gravenhage".
2.2.2. Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 oktober 2008 houdt in
dat de verdachte niet is verschenen en dat tegen hem verstek is verleend.
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en daartoe het volgende overwogen:
"De verdachte is ter terechtzitting in eerste aanleg in persoon verschenen.
De verdachte had derhalve binnen veertien dagen na het op 4 maart 2008 gewezen vonnis in hoger beroep moeten komen. De verdachte heeft echter eerst op 26 maart 2008 hoger beroep ingesteld, zodat hij daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard"
2.3. Het oordeel van het Hof wordt in casssatie bestreden met de stelling dat het hiervoor onder 2.2.1 onder (iii) bedoelde, van de verdachte afkomstige stuk was geadresseerd aan het parket en daar "normaal gesproken voor het einde van de beroepstermijn (...) had moeten zijn ontvangen". Die stelling vindt geen grondslag in de stukken van het geding, terwijl zij niet met vrucht voor het eerst in cassatie kan worden betrokken. Anders dan het middel wil, was het Hof niet gehouden een onderzoek te verrichten "naar de reden van verstrijken van de opvallend lange termijn tussen datum verzenden volmacht en de uiteindelijke ontvangst".
2.4. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 14 september 2010.