ECLI:NL:HR:2010:BM5263
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Verschoonbare termijnoverschrijding bij instellen hoger beroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 september 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was op 4 maart 2008 door de Economische Politierechter veroordeeld, maar stelde pas op 26 maart 2008 hoger beroep in. Het Hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, omdat deze niet binnen de wettelijke termijn had gehandeld. De verdachte stelde dat een stuk dat hij had verzonden, normaal gesproken voor het einde van de beroepstermijn bij het parket had moeten zijn ontvangen. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof niet verplicht was om onderzoek te doen naar de reden van de termijnoverschrijding. De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat de Wet stroomlijnen hoger beroep geen aanleiding gaf om de jurisprudentie van de Hoge Raad te wijzigen. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de beslissing van het Hof in stand bleef. Dit arrest benadrukt het belang van het tijdig instellen van hoger beroep en de gevolgen van termijnoverschrijding voor de ontvankelijkheid van het beroep.