ECLI:NL:HR:2010:BM5124
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Hervatting van het onderzoek in cassatie en de vereiste instemming van de raadsman
In deze zaak gaat het om de hervatting van het onderzoek in cassatie en de vereiste instemming van de raadsman. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte, geboren in 1989, in hoger beroep was veroordeeld. De verdachte had zijn instemming betuigd met de hervatting van het onderzoek, maar het Hof had niet expliciet vastgesteld dat ook de raadsman instemde. De Hoge Raad oordeelt dat, indien de verdachte zijn instemming heeft gegeven en uit het proces-verbaal niet blijkt dat de raadsman geen instemming heeft betuigd, aangenomen moet worden dat de raadsman ook heeft ingestemd. Dit is in lijn met artikel 322, derde lid, en artikel 331, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, die vereisen dat naast de instemming van de verdachte ook die van de raadsman vereist is bij hervatting van het onderzoek in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van schorsing.
Daarnaast wordt er een verzoek behandeld van de verdediging om een aanvullend deskundigenrapport op te laten stellen over de tenuitvoerlegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Het Hof had dit verzoek 'vooralsnog' afgewezen, maar de Hoge Raad oordeelt dat deze beslissing, hoewel voorlopig bedoeld, moet worden beschouwd als een definitieve beslissing omdat er geen nadere beslissing is gegeven of het verzoek is ingetrokken. De Hoge Raad verwerpt uiteindelijk het beroep, waarbij de middelen van de verdediging niet tot cassatie leiden, en concludeert dat de beslissing van het Hof in stand blijft.