ECLI:NL:HR:2010:BM5112

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04269 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen ongegrondverklaring klaagschrift inzake inbeslaggenomen motorvoertuig

In deze zaak gaat het om een beklag tegen de ongegrondverklaring van een klaagschrift dat betrekking heeft op de teruggave van een inbeslaggenomen motorvoertuig, een Mercedes, dat op 21 november 2007 in beslag is genomen in het kader van conservatoir beslag. De klager, geboren in 1964 en woonachtig te [woonplaats], heeft via zijn advocaat, mr. S.J. Jansen, beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 1 oktober 2008. De Rechtbank had het klaagschrift ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de inbeslagname rechtmatig was, gezien de verdenking van witwassen die was ontstaan door de wijze van zekerheidstelling voor de inbeslaggenomen voertuigen. De klager had contant een bedrag van € 23.000,00 willen betalen, wat vragen opriep over de herkomst van dit geld. De officier van justitie had zich verzet tegen de teruggave van het voertuig, met de argumentatie dat de verdenking van witwassen voortduurde, mede door tegenstrijdige verklaringen over de herkomst van het geld. De Hoge Raad heeft de beschikking van de Rechtbank vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank een onjuiste maatstaf had aangelegd door te stellen dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter het voertuig als wederrechtelijk verkregen voordeel zou ontnemen. De Hoge Raad benadrukte dat de rechtbank had moeten beoordelen of het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag vorderde, en zo niet, de teruggave van het voertuig had moeten gelasten.

Uitspraak

28 september 2010
Strafkamer
nr. 08/04269 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 1 oktober 2008, nummer RK 08/3032, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. S.J. Jansen, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel komt op tegen de ongegrondverklaring van het klaagschrift.
2.2. De Rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard. De bestreden beschikking houdt het volgende in:
"Inhoud klaagschrift
Het klaagschrift strekt tot teruggave van het onder klager inbeslaggenomen motorvoertuig, te weten een auto van het merk Mercedes, met het kenteken [AA-00-BB].
Feiten
Uit de stukken is het volgende gebleken.
Op 21 november 2007 is voornoemd motorvoertuig in beslaggenomen in het kader van conservatoir beslag ten laste van klager.
Standpunten
De raadsman van klager heeft aangevoerd dat in de strafzaak tegen [klager] een aantal goederen in beslag is genomen, waaronder onderhavige auto. Aan klager werd verzocht of hij in staat was om zekerheid te stellen voor de inbeslaggenomen auto's. Na overleg is de zekerheidstelling op € 23.000,00 gesteld. Klager wilde dit bedrag contant betalen, hetgeen niet rechtstreeks bij het ontnemingsbureau BOOM kon gebeuren. Hierover is uitgebreid contact geweest met een medewerker van het BOOM. Uiteindelijk heeft klager het geld via een derdenrekening van de raadsman overgemaakt naar het BOOM, waarna hij de auto's terugkreeg.
Toen hij een reservesleutel miste is hij terug gegaan naar de plaats waar de auto's in beslag waren gehouden en op dat moment is de vraag gerezen of het handelen van de raadsman en klager wel zuiver was.
Daarop volgde een nieuwe inbeslagname. Deze heeft onterecht plaatsgevonden omdat zekerheid was gesteld en daarmee de overeenkomst tot zekerheidstelling was nageleefd. De overheid wist dat klager contant wilde betalen en heeft het geld zonder enige vraag geaccepteerd. Het openbaar ministerie dient zich een betrouwbare partner in de zekerheidsovereenkomst te betonen en kan dan niet na afloop opeens de vraag stellen hoe klager aan dat geld kwam. Evenmin kan dan een inbeslagname volgen. Bij twijfel had het openbaar ministerie al bij de ontvangst van het geld moeten optreden, anders maakt zij zichzelf ook schuldig aan witwassen.
De officier van justitie heeft verklaard zich te verzetten tegen teruggave van het inbeslaggenomen motorvoertuig aan klager en heeft daartoe aangevoerd dat indien iemand plotseling over een groot contant geldbedrag beschikt om zekerheid te kunnen stellen de verdenking van witwassen ontstaat. De vraag is hoe [klager] aan dat geld kwam. Daarover worden tot op heden zeer wisselende en tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Daarnaast is het bedrag in coupures van € 50,00 gestort, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat dergelijke coupures zeer geliefd zijn in het criminele circuit.
Vooral de tegenstrijdige verklaringen over de herkomst van het geld brengt het openbaar ministerie tot de verdenking van witwassen. De bedoeling is dat de inbeslaggenomen auto ter uitwinning van een ontnemingsvordering zal worden gebruikt. In het licht van het voorgaande acht het openbaar ministerie het hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de auto terug zal geven aan klager.
Beoordeling
De rechtbank overweegt het volgende.
De raadsman heeft onweersproken gesteld dat overleg met het openbaar ministerie omtrent de zekerheidstelling voor de in beslag genomen auto's met [klager] heeft plaatsgevonden. Het sluiten van een dergelijke overeenkomst is volledig vrij en aan de overeenkomst kon worden voldaan. Indien dan vervolgens blijkt dat ter uitvoering van de overeenkomst is betaald met contant geld waarbij de verdenking ontstaat dat dit is verkregen uit criminele activiteiten, kan een nieuwe verdenking ontstaan en eveneens een nieuwe inbeslagname volgen. De rechtbank is van mening dat deze verdenking kan ontstaan op grond van de wisselende verklaringen over de herkomst van het geld. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de inbeslagname op rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden.
Uit de stukken en de behandeling in raadkamer, waarbij van belang is dat de verdenking van witwassen tegen klager onverminderd voortduurt, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het in beslag genomen motorvoertuig zal ontnemen als wederrechtelijk verkregen voordeel.
Gelet op het bovenstaande, is de rechtbank van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag.
Het beklag dient dan ook ongegrond te worden verklaard."
2.3. De Hoge Raad verstaat deze overwegingen aldus:
(i) dat op de onderhavige auto aanvankelijk een beslag lag dat berustte op art. 94a Sv;
(ii) dat dit beslag na zekerheidstelling is opgeheven;
(iii) dat de wijze waarop die zekerheid is gesteld, jegens de klager de verdenking van witwassen heeft doen ontstaan;
(iv) dat naar aanleiding van die verdenking op de auto een beslag in de zin van art. 94 Sv is gelegd;
(v) dat ten tijde van de behandeling van het klaagschrift die verdenking nog steeds bestond.
2.4. Op grond hiervan moet worden aangenomen dat het in deze zaak gaat om een onder de klager op de voet van art. 94 Sv inbeslaggenomen voorwerp. In zo een geval dient de rechtbank (a) te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert en zo neen, (b) de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van die voorwerpen moet worden beschouwd (vgl. HR 25 september 2001, LJN AD5966, NJ 2002, 109).
2.5. Door te oordelen "dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het in beslag genomen motorvoertuig zal ontnemen als wederrechtelijk verkregen voordeel", heeft de rechtbank een andere dan de toepasselijke - en dus een onjuiste - maatstaf aangelegd. Voor zover het middel daarover beoogt te klagen, is het terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 september 2010.