2.2.3. Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"De raadsman van de verdachte heeft in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het navolgende aangevoerd.
Naar mening van de raadsman kan het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond niet voor het bewijs worden gebezigd nu de verdachte zonder bijstand van een tolk in een voor hem onbegrijpelijke taal is gehoord, waardoor er in strijd met de Richtlijn tolkenbijstand in het opsporingsonderzoek is gehandeld.
Daarnaast is er naar mening van de raadsman geen sprake geweest van een onderzoek als bedoeld in 8, tweede lid onder a van de Wegenverkeerswet 1994, nu het resultaat van het ademonderzoek de verdachte niet aanstonds is medegedeeld en hem voorts niet is medegedeeld dat er de mogelijkheid tot een tegenonderzoek bestond.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt dienaangaande het volgende.
Gelet op de Richtlijn tolkenbijstand opsporingsonderzoek strafzaken van het College van procureurs-generaal, d.d. 11 juni 1996, in werking getreden op 1 september 1996 (Stcrt, 1996, nr. 168, p. 8), dient in eerste instantie de verbaliserende ambtenaar te beoordelen of de verdachte de Nederlandse taal al dan niet (voldoende) beheerst. Zo niet, dan beslist hij of het verhoor in een andere taal of met behulp van een tolk wordt afgenomen. Bij twijfel of verschil van mening met de verdachte neemt de opsporingsambtenaar contact op met de (hulp)officier van justitie, die dan ter zake beslist.
De verdachte verblijft blijkens zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep sinds 2001 in Nederland. Blijkens het proces-verbaal van politie hebben de verbalisanten weliswaar geconstateerd dat de verdachte gebrekkig Nederlands sprak, doch heeft de verdachte voorts aangegeven de verbalisanten te hebben begrepen. De verdachte is in eerste aanleg en in hoger beroep met bijstand van een tolk ook niet inhoudelijk van zijn eerder, tegenover de politie afgelegde verklaring afgeweken. Voorts heeft er op aanwijzingen van de verbalisanten een voltooid ademonderzoek bij de verdachte plaatsgevonden, waaruit niet anders kan worden opgemaakt dan dat de verdachte die aanwijzingen heeft begrepen.
Gezien het voorgaande ziet het hof geen reden waarom de verhorende ambtenaren ambtshalve tot bijstand van een tolk hadden moeten besluiten. Het hof is dan ook van oordeel dat met betrekking tot het verhoor van de verdachte bij de politie geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in art. 359a van het Wetboek van Strafvordering, waardoor de desbetreffende processen-verbaal van verhoor van het (eventuele) bewijs zouden dienen te worden uitgesloten dan wel enige andere sanctionering vereist zou zijn. Daarbij overweegt het hof dat ter terechtzitting in eerste aanleg en in appel de verdachte met bijstand van een tolk is gehoord.
Gelet op de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting ziet het hof geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de verrichte ademanalyse, en evenmin aan de uitkomst daarvan. Het hof gaat er op basis van het ambtsedig proces-verbaal en de terechtzitting van 14 juli 2008 afgelegde verklaring van de verbalisant [verbalisant 1] van uit dat het resultaat aanstonds aan de verdachte is medegedeeld.
Een mededelingsplicht van het recht op tegenonderzoek na ademonderzoek vindt geen steun in het recht."
2.3.1. De hier toepasselijke bepalingen van de Wegenverkeerswet 1994 luiden als volgt:
- art. 8, eerste, tweede en derde lid:
"1. Het is een ieder verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen, terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht.
2. Het is een ieder verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat:
a. het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, dan wel
b. het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed.
3. In afwijking van het tweede lid is het de bestuurder van een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs is vereist, indien sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken, dan wel, indien het voor het eerst afgegeven rijbewijs een rijbewijs betreft dat de bevoegdheid geeft tot het besturen van bromfietsen en dit rijbewijs is afgegeven aan een persoon die op het ogenblik van die afgifte de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, nog geen zeven jaar zijn verstreken, en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, verboden dat motorrijtuig te besturen of als bestuurder te doen besturen na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat:
a. het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, dan wel
b. het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 0,2 milligram per milliliter bloed."