Uitspraak
29 juni 2010
Strafkamer
nr. 08/03210
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 10 juli 2008, nummer 21/001612-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.J.M. Bommer, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging voor feit 1 en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het Hof heeft de verdachte ter zake van feit 2, een overtreding (art. 435, aanhef en onder 4°, Sr) veroordeeld tot een geldboete van € 100,-, subsidiair 2 dagen hechtenis. In zoverre kan de verdachte, gelet op art. 427, tweede lid, Sv niet in haar beroep in cassatie worden ontvangen.
3. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het tweede middel
4.1. Het middel klaagt dat het Hof de opgelegde straffen ontoereikend heeft gemotiveerd, nu het Hof heeft overwogen dat de verdachte blijkens een Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 juni 2008 reeds eerder ter zake van poging tot diefstal en het opgeven van valse identiteitsgegevens tot straf is veroordeeld, terwijl dit uittreksel niet inhoudt dat de verdachte eerder voor zodanige feiten onherroepelijk is veroordeeld.
4.2. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"zij op 9 december 2006 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in een winkel (Bijenkorf), gelegen aan de Ketelstraat 45 aldaar, een hoeveelheid kleding toebehorende aan Bijenkorf."
4.3. Het Hof heeft ter motivering van de voor dat feit opgelegde straf het volgende overwogen:
"De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich samen met haar mededader heeft schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal, welk feit hinder en overlast veroorzaakt voor de direct betrokkenen. Voorts heeft verdachte bij haar aanhouding valse identiteitsgegevens opgegeven. Daarnaast is van belang dat verdachte, blijkens het haar betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst van 9 juni 2008 reeds eerder terzake van poging tot diefstal en het opgeven van valse identiteitsgegevens tot straf is veroordeeld. Ook bevindt zich bij de stukken in het dossier een uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 12 december 2006 op naam van [alias verdachte], de valse naam die verdachte gebruikt heeft, waaruit blijkt dat zij in 2005 onder die naam is veroordeeld voor diefstal.
Onder deze omstandigheden acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden."
4.4. De vaststelling van het Hof "dat verdachte, blijkens het haar betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst van 9 juni 2008 reeds eerder terzake van poging tot diefstal en het opgeven van valse identiteitsgegevens tot straf is veroordeeld" is niet begrijpelijk. Het door het Hof genoemde Uittreksel Justitiële Documentatie houdt geen onherroepelijke veroordeling in ter zake van poging tot diefstal en evenmin ter zake van het opgeven van valse identiteitsgegevens. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
4.5. Het middel slaagt.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak - voor zover aan zijn oordeel onderworpen - ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep, voor zover dit is gericht tegen de bewezenverklaarde overtreding;
vernietigt de bestreden uitspraak voor zover aan zijn oordeel onderworpen maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging ter zake van hetgeen onder 1 is bewezenverklaard;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 29 juni 2010.