ECLI:NL:HR:2010:BM4310
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Hoorplicht van getuigen bij herstart van het onderzoek in hoger beroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 oktober 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de hoorplicht van getuigen bij het opnieuw aanvangen van het onderzoek na een schorsing. De verdachte, geboren in 1982, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het Hof, dat op 17 juni 2008 was gewezen. De klacht in cassatie was dat het Hof de bij schriftuur opgegeven getuigen niet had gehoord of opgeroepen bij het opnieuw aanvangen van het onderzoek. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet gehouden was om opnieuw te beslissen over het horen van getuigen die eerder waren gehoord, mits de verklaringen op de nieuwe zitting waren voorgelezen of de inhoud daarvan was medegedeeld. Dit is in lijn met artikel 322, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat beslissingen van de rechtbank inzake het horen van getuigen in stand blijven bij een herstart van het onderzoek. De Hoge Raad benadrukte dat de wetgever met deze bepaling beoogde om de efficiëntie van de strafrechtspleging te verbeteren en onnodige herhalingen te voorkomen. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof, maar de Hoge Raad verwierp het beroep. Tevens werd opgemerkt dat de redelijke termijn van artikel 6, eerste lid, van het EVRM was overschreden, maar dat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht in deze zaak. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het verduidelijkt hoe om te gaan met getuigenverklaringen bij een herstart van het onderzoek in hoger beroep.