ECLI:NL:HR:2010:BM4087
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over omvang nalatenschap en opzettelijke verzwijging van goederen
In deze zaak, die op 9 juli 2010 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om een geschil over de omvang van een nalatenschap en de opzettelijke verzwijging van goederen die tot de gemeenschap behoren, zoals geregeld in artikel 3:194 van het Burgerlijk Wetboek. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R. Menschaert, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam, waarbij de rechtbank op 22 juni 2005 een tussenvonnis en op 23 november 2005 een eindvonnis heeft gewezen. De zaak betreft de rechtsopvolgers van een betrokkene die laatstelijk in een bepaalde woonplaats heeft gewoond, evenals andere verweerders die in Zwitserland en een andere woonplaats wonen.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak verwezen naar de stelplicht en bewijslast zoals vastgelegd in artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda was om het beroep van de eiseres te verwerpen. De advocaat van de eiseres heeft op 19 mei 2010 schriftelijk gereageerd op deze conclusie. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders op nihil zijn begroot. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann, en de in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, omdat deze geen nadere motivering behoefden volgens artikel 81 RO.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid, maar de klachten van de eiseres waren niet voldoende om tot een andere beslissing te komen. De zaak illustreert de complexiteit van erfrechtelijke geschillen en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtszekerheid.