ECLI:NL:HR:2010:BM4087

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/05198
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over omvang nalatenschap en opzettelijke verzwijging van goederen

In deze zaak, die op 9 juli 2010 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om een geschil over de omvang van een nalatenschap en de opzettelijke verzwijging van goederen die tot de gemeenschap behoren, zoals geregeld in artikel 3:194 van het Burgerlijk Wetboek. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R. Menschaert, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam, waarbij de rechtbank op 22 juni 2005 een tussenvonnis en op 23 november 2005 een eindvonnis heeft gewezen. De zaak betreft de rechtsopvolgers van een betrokkene die laatstelijk in een bepaalde woonplaats heeft gewoond, evenals andere verweerders die in Zwitserland en een andere woonplaats wonen.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak verwezen naar de stelplicht en bewijslast zoals vastgelegd in artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda was om het beroep van de eiseres te verwerpen. De advocaat van de eiseres heeft op 19 mei 2010 schriftelijk gereageerd op deze conclusie. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders op nihil zijn begroot. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann, en de in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, omdat deze geen nadere motivering behoefden volgens artikel 81 RO.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid, maar de klachten van de eiseres waren niet voldoende om tot een andere beslissing te komen. De zaak illustreert de complexiteit van erfrechtelijke geschillen en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtszekerheid.

Uitspraak

9 juli 2010
Eerste Kamer
08/05198
DV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R. Menschaert,
t e g e n
1. de rechtsopvolgers van [betrokkene 1],
laatst gewoond hebbende te [woonplaats],
2. [Verweerster 2],
3. [Verweerder 3],
beiden wonende in Zwitserland,
4. [Verweerster 4],
5. [Verweerder 5],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres], verweerders onder 2 en 3 gezamenlijk ook als [verweerders 2 en 3] en verweerders onder 4 en 5 gezamenlijk ook als [verweerders 4 en 5].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 277809 / H 03.3003 van de rechtbank Amsterdam van 22 juni 2005 (tussenvonnis) en 23 november 2005 (eindvonnis);
b. het arrest in de zaak 106.004.636/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 21 augustus 2008.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen verweerders is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiseres] heeft op 19 mei 2010 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van verweerders begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 juli 2010.