ECLI:NL:HR:2010:BM3918
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over partner- en kinderalimentatie na echtscheiding met inkomensterugval
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door twee verzoekers tot cassatie, die voormalige echtelieden zijn, over een geschil met betrekking tot partner- en kinderalimentatie. De zaak is behandeld door de Hoge Raad der Nederlanden op 9 juli 2010. De verzoekers hebben beroep in cassatie ingesteld tegen eerdere beschikkingen van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die betrekking hadden op de alimentatieverplichtingen na hun echtscheiding. De man, die in Engeland woont, is als verweerder in cassatie betrokken, maar heeft geen verweer gevoerd in deze procedure.
De Hoge Raad verwijst naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank en het gerechtshof, waarin de alimentatieverplichtingen zijn vastgesteld. De verzoekers hebben in hun cassatieklachten aangevoerd dat de Hoge Raad moet oordelen over de draagkracht van de alimentatieplichtige, vooral gezien de drastische terugval in inkomen die de man heeft ervaren. De conclusie van de Advocaat-Generaal, F.F. Langemeijer, was dat het beroep verworpen moest worden, en de advocaat van de verzoekers heeft hierop gereageerd.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoekers beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand blijven.