ECLI:NL:HR:2010:BM3687
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Betekening van de dagvaarding in hoger beroep en rechtsgeldigheid
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de betekening van de dagvaarding in hoger beroep van een verdachte die ten tijde van de betekening geen bekende woon- of verblijfplaats had. De verdachte had bij de uitreiking van de dagvaarding een adres opgegeven, maar de dagvaarding was eerder vergeefs aangeboden op een ander adres. Dit leidde tot de vraag of de dagvaarding rechtsgeldig was betekend. De Advocaat-Generaal Aben concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat er een ernstig vermoeden bestond dat de dagvaarding niet rechtsgeldig was betekend, wat de grond vormde voor de vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte betekening van dagvaardingen in het strafrecht en de gevolgen van een ongeldige betekening voor de rechtsgang.