ECLI:NL:HR:2010:BM3642

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/02727
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de gevaarlijkheid van een hond in het kader van artikel 425 Sr

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 juni 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1973 en woonachtig te [woonplaats], was aangeklaagd voor het niet voldoende zorg dragen voor een onder haar hoede staand gevaarlijk dier, in dit geval haar hond Cha Cha, een kruising tussen een Rottweiler en een herdershond. Op 24 juli 2007 heeft deze hond, die onbeheerd was achtergelaten op een onvoldoende afgesloten terrein, een fietser en een politieagente gebeten. De verdachte had haar honden achtergelaten omdat ze onverwachts naar de dierenarts moest en was zich ervan bewust dat de honden niet gewend waren om alleen te blijven.

Het Gerechtshof had geoordeeld dat de hond gevaarlijk was in de zin van artikel 425 van het Wetboek van Strafrecht, omdat deze al vóór de overtreding als gevaarlijk voor personen kon worden aangemerkt. De verdediging stelde dat er geen bewijs was dat de hond gevaarlijk was voordat de overtreding plaatsvond. De Hoge Raad oordeelde echter dat het oordeel van het Hof niet getuigde van een onjuiste rechtsopvatting en dat de bewezenverklaring voldoende gemotiveerd was.

De Hoge Raad heeft ook ambtshalve vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar besloot dat hieraan geen rechtsgevolg verbonden zou worden. Uiteindelijk werd het beroep verworpen, en de Hoge Raad bevestigde de eerdere uitspraak van het Hof.

Uitspraak

22 juni 2010
Strafkamer
nr. 08/02727
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 5 juni 2008, nummer 23/005970-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1. Overeenkomstig de tenlastelegging is bewezenverklaard dat de verdachte:
"op 24 juli 2007 te Velsen-Noord, gemeente Velsen, geen voldoende zorg heeft gedragen voor het onschadelijk houden van een onder haar hoede staand gevaarlijk dier, te weten een hond (zijnde een kruising tussen een Rottweiler en een herdershond), immers heeft zij toen en aldaar die hond onbeheerd achter gelaten op een onvoldoende afgesloten terrein, gelegen aan de [a-straat], waarna die hond dat terrein verliet en vervolgens een persoon, te weten [slachtoffer 1], heeft gebeten in zijn schoen en een persoon, te weten [slachtoffer 2], meermalen in haar onderbeen heeft gebeten."
2.2.1. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1.1. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Ik woon op het adres [a-straat 1] te [plaats]. Bij mijn huis hoort een terrein, dat vanaf de openbare weg toegankelijk is. Op 24 juli 2007 moest ik naar de dierenarts. In de zenuwen ben ik mijn honden Brons en Cha Cha vergeten en heb hen op het terrein bij mijn huis achtergelaten. Ik wist dat de honden dit niet gewend waren omdat ik deze tijdens mijn afwezigheid in de regel binnenshuis bracht. Cha Cha (naar het hof begrijpt: de in de tenlastelegging genoemde hond) is een onzuivere Rottweiler, te weten een kruising tussen een Rottweiler en een herdershond en is een waakhond die normaal gesproken niet los loopt. De hekken van het terrein waarop de honden zich bevonden waren niet door middel van sloten afgegrendeld en het terrein was voor een ieder vanaf de openbare weg toegankelijk."
1.2. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Er staat me bij dat met Cha Cha in het verleden een politietraining is gedaan. Cha Cha is een felle tante. Als ze op het erf loopt en er komt iemand aan laat zij veel agressie zien. Dan gromt en blaft zij heel erg. Daarbij zie ik een borstel op haar rug komen. Zij maakt zich groot, doet afwisselend haar oren omhoog en plat, ontbloot haar tanden en trekt haar mondhoeken naar achteren."
2. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:
"Op 24 juli 2007 sloeg ik op de fiets de [a-straat] te [plaats] in. Vanaf de zijkant van de weg zag ik direct twee honden aan komen rennen, een zwarte en een lichtbruine hond. Ze waren allebei aan het blaffen en grommen en zij trokken de lippen op waarbij de tanden van de honden duidelijk zichtbaar waren. Hierop beet de zwarte hond (het hof begrijpt: Cha Cha, mede gelet op de inhoud van bewijsmiddel 5) in de hak van mijn rechterschoen. Hij wilde niet meer loslaten. Bij nadere inspectie zag ik dat er een gat in het leer zat vlak boven de hak. Ik vond de honden zeer agressief. Met name de zwarte hond was zeer dominant en zeer agressief."
3. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:
"Ik ben werkzaam als politieagente bij de regiopolitie Kennemerland, basisteam Velsen. Op 24 juli 2007 kregen een collega en ik de opdracht te gaan naar de [a-straat] te [plaats]. Toen we daar op de openbare weg liepen zag ik dat er twee honden aan kwamen rennen. De ene was een soort herdershond en de ander leek mij een bastaard Rottweiler (het hof begrijpt: Cha Cha). Toen de honden heel dicht bij mij kwamen zag ik aan hun gedrag dat ze mij wilden aanvallen. De donkerkleurige hond (het hof begrijpt: Cha Cha, gelet op bewijsmiddel 5) viel mij direct aan. De hond beet mij hard in mijn linker onderbeen. Dat deed enorm zeer. Hij sleurde zo hard aan mij dat ik achterover viel. Ik kwam daarbij met mijn achterhoofd hard op het wegdek terecht. De hond liet me los, maar na een paar meter draaide hij zich weer om, kwam weer naar me toe lopen en beet opnieuw in hetzelfde onderbeen. Dat deed heel veel pijn. De hond begon aan mij te sleuren."
4. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [slachtoffer 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen:
"Op 24 juli 2007 kregen wij opdracht te gaan naar de [a-straat] te [plaats]. Ik zag twee honden in onze richting komen rennen. Ik, eerste verbalisant, zag en hoorde dat de honden snel naar mijn collega toe renden. Ik, eerste verbalisant, zag dat de donkerkleurige hond in een rechte lijn naar mijn collega liep en mijn collega in één beweging bij haar linkerkuit in haar been beet en vast bleef houden. Ik zag dat mijn collega omver gerukt werd en daardoor heel hard op haar hoofd ten val kwam. Ik zag dat de hond na de val losliet, zich na enkele meters omdraaide, direct weer op mijn collega toeliep en mijn collega weer in hetzelfde been beet. Ik zag dat hij zich vast bleef bijten in het been van mijn collega."
5. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen:
"Op 24 juli 2005 kreeg ik, tweede verbalisant, de melding om te gaan naar de [a-straat] te [plaats], alwaar een burger en een collega zouden zijn gebeten door een agressieve loslopende hond. Ter plaatse zagen wij collega [verbalisant 4] bij een metalen spijlen hek zitten. [verbalisant 4] meldde ons dat hij zojuist de honden achter dat hek heeft kunnen plaatsen. Wij zagen een metalen spijlenhek met aan beide kanten openingen. Wij zagen twee honden lopen, een kruising Mechelse herder, kleur bruin en een kruising Rottweiler, kleur bruin/zwart. Collega [verbalisant 4] vertelde ons dat beide honden door de slechte omheining waren losgebroken en dat kort hierna [slachtoffer 2] ter plaatse verscheen. [Slachtoffer 2] werd aangevlogen door beide honden. Hierbij heeft de zwartgele hond (kruising Rottweiler) collega [slachtoffer 2] tot tweemaal toe in haar linkerkuit gebeten. Wij hebben vervolgens de omheining enigszins gemaakt met riemen, touw en ander materiaal om het ontsnappen van deze honden te voorkomen."
2.2.2. Het Hof heeft voorts het volgende overwogen:
"De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de honden van verdachte, te weten Cha Cha, zijnde een kruising tussen een Rottweiler en een herdershond, en Brons, een Mechelse herder, niet als een gevaarlijk dier in de zin van artikel 425 van het Wetboek van Strafrecht kunnen worden aangemerkt, nu niet is gebleken dat deze honden gevaarlijk waren voor de overtreding werd gepleegd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de stukken van het geding en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het volgende. Op 24 juli 2007 is verdachte met één van haar honden, een paar maanden oude Bull Mastif, naar de dierenarts gegaan. Verdachte heeft haar twee andere honden, de Mechelse herder Brons en de hond Cha Cha achtergelaten op het terrein waar verdachte tijdelijk verbleef. Tijdens haar afwezigheid hebben de achtergebleven honden het terrein kunnen verlaten. De honden zijn vervolgens blaffend en grommend op een zich op de openbare weg bevindende fietser af gerend, waarbij Cha Cha de fietser in zijn schoen heeft gebeten. Tevens heeft Cha Cha een ter plaatse gekomen politieagente meermalen in haar onderbeen gebeten.
Het hof beperkt zich bij de bespreking van bovenvermeld verweer tot de hond Cha Cha nu alleen deze hond in de tenlastelegging wordt vermeld.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat Cha Cha een onzuivere Rottweiler, te weten een kruising tussen een Rottweiler en een herder, is en dat zij een waakhond is die normaal gesproken niet los loopt. Verdachte heeft tevens verklaard dat zij de hond in haar zenuwen, omdat zij onverwachts naar de dierenarts moest, is vergeten en deze op het terrein heeft achtergelaten, terwijl zij wist dat de hond dit niet gewend was omdat zij deze tijdens haar afwezigheid in de regel binnenshuis bracht. Volgens verdachte waren de hekken van het terrein waarop de hond zich bevond niet door middel van sloten afgegrendeld en was het terrein voor een ieder vanaf de openbare weg toegankelijk. Verdachte heeft op 2 augustus 2007 bij de politie verklaard dat haar bijstaat dat in het verleden met de hond een politietraining is gedaan. Daarnaast heeft de verdachte op 2 augustus 2007 verklaard dat Cha Cha volgens haar een felle hond is en dat de hond, wanneer deze op het erf loopt en er iemand aan komt, veel agressie vertoont. De agressie blijkt volgens verdachte uit het grommen en blaffen en het overeind zetten van de haren. Ook maakt de hond zich op een dergelijk moment groot, ontbloot deze haar tanden en trekt de hond de mondhoeken naar achteren.
Al het voorgaande in aanmerking nemend, is het hof van oordeel dat op grond van de feiten en omstandigheden zoals deze door verdachte over de hond naar voren zijn gebracht -en niet slechts door de bijtincidenten op 24 juli 2007- kan worden aangenomen dat de hond Cha Cha gevaarlijk voor personen kan zijn en derhalve als gevaarlijk in de zin van artikel 425 van het Wetboek van Strafrecht moet worden aangemerkt."
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat 's Hofs oordeel dat de in de tenlastelegging bedoelde hond kan worden aangemerkt als een gevaarlijk dier als bedoeld in art. 425, aanhef en onder 2º, Sr getuigt van een onjuiste rechtsopvatting, althans ontoereikend is gemotiveerd.
3.2. Art. 425, aanhef en onder 2º, Sr, op welke bepaling de tenlastelegging en bewezenverklaring zijn toegesneden, luidt:
"Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft:
1º (...)
2º hij die geen voldoende zorg draagt voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier."
3.3. 's Hofs oordeel dat de hond reeds vóór de overtreding gevaarlijk voor personen kon zijn en derhalve een gevaarlijk dier in de zin van art. 425, aanhef en onder 2º, Sr is, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.
3.4. Het middel faalt.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 500,- en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 22 juni 2010.