ECLI:NL:HR:2010:BM3640
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Bewijsvoering in cassatie tegen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake hennepteelt
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de verdachte is veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij de teelt van hennep. De verdachte, geboren in 1954, heeft in de periode van 30 juni 2005 tot en met 2 februari 2006 in Rotterdam opzettelijk geholpen bij de teelt van hennepplanten. Het Hof heeft in zijn uitspraak aangegeven dat het geen geloof heeft gehecht aan de verklaringen van de verdachte, die hij zowel bij de politie als tijdens de rechtszittingen in eerste aanleg heeft afgelegd. De verdachte heeft verklaard dat hij onder druk is gezet door een medeverdachte, [betrokkene 1], om de schuld op zich te nemen. Het Hof heeft echter geconcludeerd dat de verdachte, ondanks zijn eerdere verklaringen, slechts hand- en spandiensten heeft verricht en niet de hoofdverantwoordelijke was voor de hennepkwekerij.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden. Desondanks heeft de Hoge Raad besloten om geen rechtsgevolgen aan deze overschrijding te verbinden, gezien de opgelegde werkstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, waarbij het Hof in zijn overwegingen de bewijsvoering en de geloofwaardigheid van de verklaringen van de verdachte heeft gewogen. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 22 juni 2010, waarbij de vice-president en twee raadsheren betrokken waren.