ECLI:NL:HR:2010:BM3636
Hoge Raad
- Cassatie
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake overschrijding redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 3 december 2007 is gewezen. De verdachte, geboren in 1936, heeft beroep ingesteld tegen de opgelegde straf. De advocaat van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen ten aanzien van de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het eerste middel niet tot cassatie kan leiden, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Het tweede middel betreft de klacht dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat deze klacht gegrond is, aangezien er meer dan twee jaar zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Ondanks de overschrijding van de redelijke termijn, heeft de Hoge Raad besloten geen rechtsgevolg aan deze constatering te verbinden, gezien de opgelegde gevangenisstraf van vijftien weken, waarvan negen weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.