ECLI:NL:HR:2010:BM3409
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- O. de Savornin Lohman
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap en de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 mei 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vaststelling van het Nederlanderschap. De verzoekster, woonachtig te [woonplaats], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 februari 2009. De rechtbank had eerder geoordeeld over een verzoek op de voet van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en de vraag of de verzoekster door optie krachtens artikel 6 lid 4 van de TOS de Nederlandse nationaliteit had verkregen. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie, heeft verweer gevoerd tegen het cassatieberoep, waarbij mr. J. van Duijvendijk-Brand als advocaat optrad voor de Staat.
De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de beschikking van de rechtbank en het cassatierekest, dat aan de beschikking is gehecht. De conclusie van de Advocaat-Generaal, L. Strikwerda, strekt tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten die in het middel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. Volgens de Hoge Raad kunnen deze klachten niet tot cassatie leiden, en is er geen noodzaak voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein. De uitspraak heeft implicaties voor de interpretatie van het nationaliteitsrecht en de toepassing van de relevante wetgeving.