ECLI:NL:HR:2010:BM3409

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02146
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap en de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 mei 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vaststelling van het Nederlanderschap. De verzoekster, woonachtig te [woonplaats], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 februari 2009. De rechtbank had eerder geoordeeld over een verzoek op de voet van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en de vraag of de verzoekster door optie krachtens artikel 6 lid 4 van de TOS de Nederlandse nationaliteit had verkregen. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie, heeft verweer gevoerd tegen het cassatieberoep, waarbij mr. J. van Duijvendijk-Brand als advocaat optrad voor de Staat.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de beschikking van de rechtbank en het cassatierekest, dat aan de beschikking is gehecht. De conclusie van de Advocaat-Generaal, L. Strikwerda, strekt tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten die in het middel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. Volgens de Hoge Raad kunnen deze klachten niet tot cassatie leiden, en is er geen noodzaak voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein. De uitspraak heeft implicaties voor de interpretatie van het nationaliteitsrecht en de toepassing van de relevante wetgeving.

Uitspraak

7 mei 2010
Eerste Kamer
09/02146
EE/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. M.G. Evers,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN, (Ministerie van Justitie),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 301360/HA RK 07-1370 van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 februari 2009.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 7 mei 2010.