ECLI:NL:HR:2010:BM2562
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een uitspraak inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in hoger beroep was vrijgesproken van verschillende strafbare feiten. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte een betalingsverplichting had opgelegd voor wederrechtelijk verkregen voordeel dat was verkregen door een feit waarvan de betrokkene was vrijgesproken. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling.
De betrokkene was in eerste instantie veroordeeld door de rechtbank Haarlem voor deelname aan een criminele organisatie en het medeplegen van handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. Echter, in hoger beroep werd hij vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten. Het Hof had in zijn uitspraak de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de veronderstelling dat de betrokkene betrokken was bij criminele activiteiten, terwijl hij van deze feiten was vrijgesproken. Dit leidde tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof ontoereikend gemotiveerd was.
De Hoge Raad benadrukte dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel alleen kan plaatsvinden als er een veroordeling voor een misdrijf is. Aangezien de betrokkene was vrijgesproken van de feiten die aan de ontnemingsvordering ten grondslag lagen, was de beslissing van het Hof niet houdbaar. De zaak zal nu opnieuw worden beoordeeld door het Gerechtshof, waarbij de eerdere vrijspraak in acht moet worden genomen.