ECLI:NL:HR:2010:BM2501

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04503
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de verdachte

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 1 april 2008. De verdachte, geboren in 1966, had geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het beroep, omdat hij niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Advocaat-Generaal Knigge had geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard moest worden, wat de Hoge Raad heeft overgenomen in zijn arrest. De uitspraak is gedaan op 15 juni 2010 door de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk. De beslissing van de Hoge Raad is dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het cassatieberoep, omdat de noodzakelijke schriftuur niet is ingediend. Dit arrest benadrukt het belang van het tijdig indienen van middelen van cassatie en de gevolgen van het niet naleven van deze procedurele vereisten.

Uitspraak

15 juni 2010
Strafkamer
nr. 08/04503
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 1 april 2008, nummer 23/005806-04, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 15 juni 2010.