ECLI:NL:HR:2010:BM2483
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Beledigende uitlatingen en openbaar maken van symbolen in de woning
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 september 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van het openbaar maken van een beledigende uitlating in de vorm van een vlag met een hakenkruis, die zichtbaar was voor het publiek vanaf de openbare weg. De feiten betroffen de periode van 2 mei 2003 tot en met 1 februari 2005, waarin de verdachte deze vlag in zijn woning had opgehangen. Het Hof had geoordeeld dat de vlag, die duidelijk zichtbaar was voor voorbijgangers, als 'openbaar maken' kon worden aangemerkt volgens artikel 137e van het Wetboek van Strafrecht.
De Hoge Raad heeft de klacht van de verdachte verworpen, die stelde dat het ophangen van de vlag in zijn woning niet kon worden gekwalificeerd als openbaar maken. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de zichtbaarheid van de vlag vanaf de openbare weg voldoende was om te spreken van openbaar maken. De Hoge Raad heeft ook opgemerkt dat de redelijke termijn van de procedure was overschreden, maar dat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht gezien de opgelegde straf van 40 uren taakstraf, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De uitspraak benadrukt de reikwijdte van artikel 137e Sr en de interpretatie van wat als openbaar maken kan worden beschouwd, vooral in het licht van de zichtbaarheid van beledigende symbolen voor het publiek. De Hoge Raad heeft de verwerping van het cassatieberoep bevestigd, waarmee de eerdere uitspraak van het Hof in stand bleef.