ECLI:NL:HR:2010:BM2448

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/02491 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over profijtontneming en de vereisten voor een middel van cassatie

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de orde was. De betrokkene, geboren in 1964 en wonende te [woonplaats], heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. B.A. Fijma. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 1 juni 2010 uitspraak gedaan in deze zaak, onder nummer 08/02491 P.

De Hoge Raad behandelt in zijn arrest de middelen van cassatie die door de betrokkene zijn voorgesteld. Het eerste middel richt zich tegen een beslissing van het Hof in een samenhangende strafzaak, die onder nummer 08/02490 bij de Hoge Raad in behandeling is. De Hoge Raad stelt vast dat een middel van cassatie als bedoeld in de wet slechts kan gelden als er sprake is van een duidelijke en stellige klacht over de schending van een rechtsregel of het verzuim van een toepasselijk wetsvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gedaan. Aangezien het eerste middel niet aan deze vereisten voldoet, wordt het onbesproken gelaten.

Het tweede middel kan evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat dit middel, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering behoeft, omdat het niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

1 juni 2010
Strafkamer
Nr. 08/02491 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 2 juni 2008, nummer 22/002560-07, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. B.A. Fijma, advocaat te Zwijndrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel behelst een klacht die is gericht tegen een beslissing van het Hof in de met deze zaak samenhangende strafzaak, die bij de Hoge Raad in behandeling is onder nummer 08/02490. Als een middel van cassatie als in de wet bedoeld, kan slechts gelden een duidelijke en stellige klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk wetsvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. Het middel voldoet niet aan dit vereiste, zodat het onbesproken moet blijven.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken op 1 juni 2010.