ECLI:NL:HR:2010:BM1942

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04729
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van WAJONG-uitkering en cassatieberoep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 april 2010 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van X te Z tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 oktober 2008, nr. 07/963 WAJONG. Het cassatieberoep volgde op een eerdere afwijzing van de door belanghebbende aangevraagde uitkering ingevolge de WAJONG door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, welke afwijzing op 22 september 2005 was gedaan. De Raad van bestuur had het bezwaar van belanghebbende tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna de Rechtbank te Groningen het beroep tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaarde. Belanghebbende ging in hoger beroep bij de Centrale Raad, die de uitspraak van de Rechtbank bevestigde.

De Hoge Raad oordeelde dat het cassatieberoep niet was ingesteld ter zake van schending of verkeerde toepassing van de relevante artikelen van de WAJONG, die betrekking hebben op de begrippen gehuwde, gezamenlijke huishouding en ingezetene. De klachten die door belanghebbende waren aangevoerd, konden derhalve niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en werd in het openbaar uitgesproken op 23 april 2010.

Uitspraak

Nr. 08/04729
23 april 2010
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 oktober 2008, nr. 07/963 WAJONG, betreffende een besluit ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (hierna: de WAJONG).
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij besluit van 22 september 2005 heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: de Raad van bestuur) de door belanghebbende aangevraagde uitkering ingevolge de WAJONG afgewezen.
De Raad van bestuur heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De Rechtbank te Groningen (nr. AWB 05/1703 Wajong) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad.
De Centrale Raad heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
3. Beoordeling van de klachten
Op grond van artikel 72, lid 1, van de WAJONG kan beroep in cassatie worden ingesteld tegen uitspraken van de Centrale Raad ter zake van schending of verkeerde toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 1, leden 3 tot en met 7, en artikel 3 van deze wet betreffende de begrippen gehuwde, gezamenlijke huishouding en ingezetene.
Het onderhavige cassatieberoep is echter niet ingesteld terzake van schending of verkeerde toepassing van het bepaalde bij of krachtens de hiervóór genoemde artikelen. De klachten kunnen derhalve niet tot cassatie leiden.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2010.