ECLI:NL:HR:2010:BM1921
Hoge Raad
- Cassatie
- C. Schaap
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontvankelijkheid van beroep in belastingzaak na verzet
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 25 juni 2009, nr. AWB 08/6738 V, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank gegrond werd verklaard. De Rechtbank had eerder een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2004 opgelegd, waarbij het bezwaar van belanghebbende door de Inspecteur niet-ontvankelijk was verklaard. De Rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond wegens overschrijding van de beroepstermijn, met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Na het verzet van belanghebbende, dat door de Rechtbank gegrond werd verklaard, deed de Rechtbank opnieuw uitspraak op het beroep, maar verklaarde dit wederom niet-ontvankelijk. Belanghebbende heeft vervolgens een geschrift aan de Hoge Raad gezonden, waarin zij opkomt tegen beide uitspraken van de Rechtbank. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, en belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest op 23 april 2010 het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank, waarbij het verzet gegrond is verklaard, niet-ontvankelijk verklaard. Tevens werd vastgesteld dat het beroepschrift van belanghebbende moet worden aangemerkt als verzetschrift voor zover het gericht is tegen de uitspraak van de Rechtbank die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde. De Hoge Raad gelastte de griffier om het beroepschrift samen met de stukken van het geding ter behandeling door te zenden aan de Rechtbank. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.