ECLI:NL:HR:2010:BM1736

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04640
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juni 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de toepassing van de schuldsaneringsregeling op verzoek van twee verzoekers. De verzoekers, beiden wonende te [woonplaats], hebben cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 10 november 2009 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank Rotterdam van 7 september 2009 en het arrest van het hof, dat aan de uitspraak is gehecht. De advocaat van de verzoekers, mr. A. Ramsoedh, heeft gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper, die tot verwerping van het cassatieberoep strekte.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in de middelen zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.

Deze uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling op het gebied van het insolventierecht en de toepassing van de schuldsaneringsregeling, en bevestigt de strikte eisen die aan verzoekers worden gesteld in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen.

Uitspraak

18 juni 2010
Eerste Kamer
09/04640
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1],
2. [Verzoekster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. A. Ramsoedh.
Verzoekers tot cassatie zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaken 331374/FT-EA 09.584 en 331375/FT-EA 09.585 van de rechtbank Rotterdam van 7 september 2009,
b. het arrest in de zaken 200.042.474/01 en 200.042.471/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 november 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [verzoeker] c.s. heeft bij brief van 3 mei 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 18 juni 2010.