ECLI:NL:HR:2010:BM1667

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04241
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de omvang van de rechtsstrijd in appel en de discretionaire bevoegdheid van de rechter

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een hoger beroep waarin de eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.S. Kamminga, het niet eens was met de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof. De eiser had beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof te Amsterdam, die op 25 oktober 2007 en 3 juli 2008 waren gewezen. De verweerster, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.T. Dempsey, heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de grenzen van de rechtsstrijd in appel en de rol van de rechter bij het gelasten van een inlichtingencomparitie. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het duidelijk maakt dat de rechter discretionaire bevoegdheid heeft in het procesrecht, en dat niet alle aspecten van een vordering door de grieven bestreden hoeven te worden.

Uitspraak

25 juni 2010
Eerste Kamer
08/04241
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. N.T. Dempsey.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 105581/HA ZA 04-1306 van de rechtbank Haarlem van 6 oktober 2004, 18 mei 2005 en 19 oktober 2005,
b. de arresten in de zaak 106.004.383/01 (rolnummer 281/06) van het gerechtshof te Amsterdam van 25 oktober 2007 en 3 juli 2008.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 25 juni 2010.