ECLI:NL:HR:2010:BM0895
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Verkeersongeval en inkomensschade: toerekening aan dader en schadebeperkingsplicht
In deze zaak gaat het om een verkeersongeval waarbij [eiser], geboren in 1968, op 16 september 2000 werd aangereden door een auto die verzekerd was bij Winterthur. [Eiser] was op dat moment hoofdmonteur en had daarnaast een bijverdienste in de verkoop en installatie van rolluiken. Na het ongeval ondervond hij klachten die leidden tot arbeidsongeschiktheid. Winterthur erkende aansprakelijkheid, maar er ontstond een geschil over de vergoedingsplicht voor de geleden inkomensschade.
De rechtbank oordeelde dat [eiser] op basis van een medisch rapport weer volledig arbeidsgeschikt was, maar het hof vernietigde dit oordeel en stelde dat [eiser] in de periode van 2001 tot 2004 niet in staat was om relevante arbeid te verrichten. Het hof bepaalde dat de vergoedingsplicht van Winterthur niet eindigde in februari 2004, maar pas op 1 juli 2004, omdat [eiser] door het ongeval moeilijker werk kon vinden.
In cassatie werd de Hoge Raad gevraagd om het oordeel van het hof te toetsen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de vergoedingsplicht van Winterthur eindigde op 1 juli 2004. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak terug naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens werden de proceskosten in cassatie toegewezen aan [eiser] en Winterthur, waarbij de Hoge Raad de kosten aan beide partijen begrootte.