ECLI:NL:HR:2010:BM0708

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01110
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever bij arbeidsongeval en bewijslastverdeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 mei 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de aansprakelijkheid van een werkgever voor een arbeidsongeval, zoals geregeld in artikel 7:658 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.A.A. Duk, had beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die eerder op 1 april 2008 en 2 december 2008 waren gewezen. De verweerster, vertegenwoordigd door mr. N.T. Dempsey, had geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van de eiser onderzocht, maar geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De uitspraak van de Hoge Raad resulteerde in de verwerping van het beroep van de eiser, die ook werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten werden begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann, die de uitspraak heeft gedaan in aanwezigheid van de overige rechters.

Uitspraak

21 mei 2010
Eerste Kamer
09/01110
DV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. N.T. Dempsey.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 399305 van de kantonrechter te 's-Hertogenbosch van 6 oktober 2005;
b. de arresten in de zaak 103.003.094 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 1 april 2008 en
2 december 2008.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door mr. S.F. Sagel, advocaat te Amsterdam, en voor [verweerster] door haar advocaat en mr. Y.A. Wehrmeijer, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann, A. Hammerstein, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 21 mei 2010.