ECLI:NL:HR:2010:BM0456
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Cassatie over rechtsgeldigheid ontheffingsbesluit hogere onroerendezaakbelastingen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 21 april 2009, waarin een aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Beuningen werd bevestigd. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag voor het jaar 2006, welke door de heffingsambtenaar was gehandhaafd. De Rechtbank te Arnhem verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarop belanghebbende cassatie aantekende.
De Hoge Raad beoordeelt of de vaststelling van een hoger tarief voor de onroerendezaakbelastingen rechtsgeldig was, gezien het feit dat het ontheffingsbesluit door gedeputeerde staten in 2005 was genomen, voordat artikel 220g van de Gemeentewet in werking trad. De Hoge Raad oordeelt dat artikel IVa van het Belastingplan 2006 een toereikende rechtsbasis biedt voor de ontheffing die in 2005 is verleend. Het eerste middel van belanghebbende, dat stelt dat het ontheffingsbesluit op het moment van afgeven moet zijn terug te voeren op een wet in formele zin, faalt. De Hoge Raad concludeert dat de wet in formele zin een grondslag bood voor het ontheffingsbesluit.
De overige middelen van belanghebbende leiden evenmin tot cassatie, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en is openbaar uitgesproken op 9 april 2010.