ECLI:NL:HR:2010:BM0282

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04913
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van de kwalificatie van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet na cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juni 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was in eerste instantie veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij op 20 november 2001 in Badhoevedorp en Vinkeveen in het bezit was van MDMA-pillen. De Hoge Raad heeft de kwalificatie van de bewezenverklaring herzien door het ten onrechte vermelde 'medeplegen van' te verwijderen. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring niet in overeenstemming was met de kwalificatie die het Hof had gegeven, en dat de verdachte enkel opzettelijk had gehandeld in strijd met de Opiumwet, meermalen gepleegd. De Hoge Raad heeft de opgelegde gevangenisstraf verminderd van negen jaren en zes maanden naar negen jaren en vier maanden, en het beroep voor het overige verworpen. De Advocaat-Generaal had eerder geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de strafoplegging. De zaak benadrukt het belang van een juiste kwalificatie van strafbare feiten en de noodzaak om de redelijke termijn in cassatieprocedures in acht te nemen.

Uitspraak

8 juni 2010
Strafkamer
nr. 08/04913
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 21 oktober 2008, nummer 23/000623-04, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring en de kwalificatie van het onder 4 bewezenverklaarde tegenstrijdig zijn.
3.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 4 bewezenverklaard dat hij:
"op 20 november 2001 opzettelijk aanwezig heeft gehad: te Badhoevedorp ongeveer 27,5 pillen bevattende MDMA en te Vinkeveen (gemeente De Ronde Venen) ongeveer 28 pillen bevattende MDMA, zijnde een middel als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub d van de Opiumwet en vermeld op de bij die wet behorende lijst I."
3.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Het adres van de woning van [...] blijkt te zijn [a-straat 1] te [plaats]. Op dinsdag 20 november 2001 is huiszoeking verricht in dit perceel. Tijdens de huiszoeking werd een sleutel aangetroffen met daarop de cijfers [001]. Het vermoeden bestond dat deze sleutel zou behoren bij de toegangsdeur van het vakantiehuisje in [plaats], camping [A], huisje [001]. De sleutel bleek te passen en hierop is tevens op 20 november 2001 huiszoeking verricht. Bij de huiszoekingen zijn op xtc-pillen gelijkende pillen in beslaggenomen die door Drs. Jellema zijn onderzocht."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Bij de doorzoeking in perceel [a-straat 1] te [plaats] op 20 november 2001 werd onder meer aangetroffen 27.5 pillen vermoedelijk xtc."
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Bij de doorzoeking in huisje [001] van camping [A] te [plaats] op 20 november 2001 zijn onder meer aangetroffen 2 xtc-pillen en 2 aan elkaar geknoopte plastic zakjes met elk 13 xtc-pillen."
d. een geschrift van drs. R. Jellema, deskundige, voor zover inhoudende:
"Op het politielaboratorium werd onderzocht het op 21 november 2001 ontvangen materiaal, te weten:
1 plastic zakje met 6 witte tabletten, in totaal 35,5 witte tabletten en 1 plastic zakje met 13 witte tabletten, die bleken MDMA te bevatten."
3.3. Het Hof heeft het onder 4 bewezenverklaarde gekwalificeerd als "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd". Gelet op de bewezenverklaring en de gebezigde bewijsmiddelen zoals hiervoor onder respectievelijk 3.2.1 en 3.2.2 weergegeven is door het Hof ten onrechte in de kwalificatie opgenomen dat sprake is van medeplegen.
3.4. Het middel is in zoverre dus gegrond. De Hoge Raad zal de kwalificatie verbeteren.
3.5. Voor het overige kunnen de in het middel vervatte klachten niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu deze klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het derde middel
4.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
4.2. Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van negen jaren en zes maanden.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de kwalificatie van het onder 4 bewezenverklaarde en de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
kwalificeert het onder 4 bewezenverklaarde als "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd";
vermindert de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze negen jaren en vier maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 8 juni 2010.