ECLI:NL:HR:2010:BM0276
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan middelen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juni 2010 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 10 april 2008 was gewezen. De verdachte, geboren in 1946, had beroep ingesteld tegen het eerdergenoemde arrest. De advocaat van de verdachte, mr. P.M.J. Graus, diende een schriftuur in, maar deze bevatte geen middelen zoals in de wet bedoeld. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof, maar de Hoge Raad oordeelde anders.
De Hoge Raad benadrukte dat voor onderzoek door de cassatierechter alleen middelen van cassatie in aanmerking komen die voldoen aan de wettelijke vereisten. Dit houdt in dat er een duidelijke klacht moet zijn over de schending van een rechtsregel of het verzuim van een vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gedaan. De ingediende schriftuur voldeed niet aan deze vereisten, waardoor deze onbesproken moest blijven.
Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie had ingediend, wat in strijd was met artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kon de verdachte niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad verklaarde de verdachte dan ook niet-ontvankelijk in het beroep, wat betekent dat het beroep niet verder in behandeling werd genomen. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.