ECLI:NL:HR:2010:BM0255
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over rijden met ingevorderd rijbewijs en vereisten voor bewezenverklaring
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juni 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1973 en woonachtig te Ede, was beschuldigd van het besturen van een motorrijtuig terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd. De feiten vonden plaats op 7 oktober 2006, waarbij de verdachte op twee verschillende tijdstippen een auto bestuurde zonder dat zijn rijbewijs was teruggegeven. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de invordering van zijn rijbewijs, omdat hij geen schriftelijk bewijs had ontvangen van de politie. Het Hof verwierp dit verweer en oordeelde dat het niet aannemelijk was dat de verdachte zich niet bewust was van de invordering, vooral gezien de omstandigheden van die nacht.
De Hoge Raad oordeelde dat voor een bewezenverklaring van het feit dat de verdachte reed met een ingevorderd rijbewijs, niet vereist is dat hij opzet of schuld had ten aanzien van de invordering. Dit betekent dat de verdachte zich niet bewust hoefde te zijn van het feit dat zijn rijbewijs was ingevorderd op het moment van het besturen van het voertuig. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete en de duur van de vervangende hechtenis. De geldboete werd verlaagd naar € 1.350,- en de vervangende hechtenis naar 27 dagen. De overige klachten van de verdachte werden verworpen, en de Hoge Raad concludeerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat ook leidde tot een vermindering van de geldboete.
De uitspraak benadrukt de juridische nuance dat de bewustheid van de verdachte over de invordering van het rijbewijs niet noodzakelijk is voor de strafbaarheid onder artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Dit arrest biedt belangrijke inzichten in de toepassing van strafrechtelijke bepalingen met betrekking tot het besturen van voertuigen zonder geldig rijbewijs, en de voorwaarden waaronder een beroep op afwezigheid van alle schuld kan worden gedaan.