ECLI:NL:HR:2010:BM0154
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de dagvaardingstermijn en de rol van de gemachtigde raadsman in het strafproces
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte niet was verschenen op de zitting. De Hoge Raad behandelt de vraag of de dagvaardingstermijn correct is nageleefd en of de gemachtigde raadsman afstand kan doen van deze termijn. De verdachte, geboren in 1964, had geen bekende woon- of verblijfplaats en was zwervend. De advocaat van de verdachte, mr. E. Maessen, stelde dat de verdachte op de hoogte was van de zitting, maar niet in staat was om te verschijnen vanwege financiële redenen. De dagvaarding was op 8 april 2008 betekend, maar de zitting vond plaats op 16 april 2008, wat betekent dat de termijn niet in acht was genomen. De Hoge Raad oordeelt dat de raadsman niet verplicht was om het onderzoek te schorsen, omdat de verdachte niet aanwezig was en er geen verzoek tot uitstel was gedaan. De Hoge Raad bevestigt dat de regeling in het Wetboek van Strafvordering is bedoeld om de rechten van de verdachte te waarborgen, maar dat in dit geval de raadsman de belangen van de verdachte voldoende heeft behartigd. De Hoge Raad verwerpt het beroep en concludeert dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak niet is overschreden, ondanks de vertraging in de procedure. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige toepassing van de regels omtrent dagvaarding en de rol van de raadsman in het strafproces.