ECLI:NL:HR:2010:BM0153

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01864
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake de vordering van de benadeelde partij

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juni 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 18 april 2008 was gewezen. De zaak betreft een strafzaak waarin de verdachte, geboren in 1970, in hoger beroep was gegaan tegen een vonnis van de Politierechter. De verdachte had mr. J.J. Weldam als advocaat, die middelen van cassatie had voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen voor zover het Hof niet had beslist op de vordering van de benadeelde partij. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof op basis van de artikelen 335 en 361, vierde lid, in verbinding met artikel 415 van het Wetboek van Strafvordering, verplicht was om een met redenen omklede beslissing te nemen op de vordering van de benadeelde partij. Aangezien de bestreden uitspraak deze beslissing ontbeert, kon deze niet in stand blijven. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof, maar alleen voor het gedeelte dat betrekking had op de vordering van de benadeelde partij en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling van deze punten. Voor het overige werd het beroep verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen andere gronden waren voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak.

Uitspraak

1 juni 2010
Strafkamer
nr. 08/01864
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 18 april 2008, nummer 22/004602-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.J. Weldam, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend voor zover het Hof niet heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
Blijkens de stukken van het geding heeft [betrokkene 1] zich in eerste aanleg als benadeelde partij in het strafgeding gevoegd. Het vonnis van de Politierechter houdt omtrent die vordering geen beslissing in. Op grond van het proces- verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 4 april 2008 moet het ervoor worden gehouden dat [betrokkene 1] zijn vordering in hoger beroep heeft gehandhaafd.
Ingevolge de art. 335 en 361, vierde lid, in verbinding met art. 415 Sv was het Hof gehouden op de vordering van de benadeelde partij een met redenen omklede beslissing te nemen (vgl. HR 10 mei 2005, LJN AT1812). De bestreden uitspraak ontbeert een dergelijke beslissing en kan daarom in zoverre niet in stand blijven.
4. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend voor zover daarbij geen beslissing is genomen op de vordering van de benadeelde partij alsmede wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken op 1 juni 2010.