ECLI:NL:HR:2010:BM0151

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01518
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake overschrijding redelijke termijn

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 28 februari 2008, in de strafzaak tegen een verdachte geboren in 1975. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp. De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 1 juni 2010 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het middel van cassatie niet tot cassatie kon leiden. Dit werd onderbouwd met de overweging dat het middel geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling aan de orde stelde, zoals vereist volgens artikel 81 RO.

Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. Hierbij werd vastgesteld dat er meer dan twee jaren waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat betekent dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden. Ondanks deze overschrijding, en de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, besloot de Hoge Raad geen rechtsgevolg te verbinden aan de overschrijding van de redelijke termijn. De Hoge Raad verwerpt uiteindelijk het beroep, en dit arrest is gewezen door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren J.P. Balkema en M.A. Loth, en uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.

Uitspraak

1 juni 2010
Strafkamer
nr. 08/01518
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 februari 2008, nummer 23/006115-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken op 1 juni 2010.