ECLI:NL:HR:2010:BM0143
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof 's-Gravenhage in strafzaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, gedateerd 3 januari 2008, met nummer 22/000997-07. De verdachte, geboren in 1968 en wonende te [woonplaats], heeft het beroep ingesteld. De verdediging werd gevoerd door mr. G.E.M. Later, advocaat te 's-Gravenhage, die bij schriftuur een middel van cassatie heeft voorgesteld. Deze schriftuur is aan het arrest gehecht en maakt daar deel van uit. De Advocaat-Generaal, Vegter, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook heeft gedaan.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 1 juni 2010, onder nummer 08/00366, geoordeeld dat het voorgestelde middel niet tot cassatie kan leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling neemt en het beroep verwerpt.
Het arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren J.P. Balkema en B.C. de Savornin Lohman. De uitspraak vond plaats in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg. Dit arrest is een bevestiging van de eerdere uitspraak van het Gerechtshof en onderstreept de strikte toepassing van de cassatieregelgeving.